Waarom ik als hoogleraar van zweverige mensen ben gaan houden

De laatste jaren kom ik steeds vaker zweverige mensen tegen. Je weet wel, mensen die weleens dingen zien en horen waar normale mensen niets van merken. Ik ben van die mensen gaan houden en ik geloof dat wij als christenen ze nog hard nodig hebben ook. Ik zal je vertellen waarom.

De mensen over wie ik het heb zijn spiritueel. Ze houden van alternatieve geneeswijzen en bezoeken af en toe een berg in Azië waar Tibetaanse monniken wonen. Vaak hebben ze in hun jeugd een christelijke opvoeding gehad. Daar zijn ze niet bijster positief over. Het was een leven vol gewoontes, waarin geen klankbord was voor wat zij als kind meemaakten. Een van hen vertelde mij dat in zijn kerk de pastoor vaak sprak over engelen. Daar genoot hij van. Groot was zijn teleurstelling toen hij erachter kwam dat de pastoor die engelen helemaal niet zag als hij over hen sprak. Hij zelf wel.

Van dit soort mensen gaan houden, gaat zomaar niet. We zijn van huis uit niet vertrouwd met hen. Ga zelf maar na. Is het niet een overblijfsel van het heidendom om de natuur als bezield te zien? Onze voorouders vereerden bomen, maar Willibrord en Bonifatius leerden ons anders. En je kunt zomaar in occulte vaarwateren terecht komen als je je oren laat hangen naar lieden die aura’s zien.

Dit verhaal bevredigt mij echter niet meer. Het is te kort door bocht. Het drijft helemaal mee op een doorgeschoten wetenschappelijk wereldbeeld. Daarin is alleen ruimte voor wat plaats vindt in het platte vlak. Dat wij moeite hebben met spirituele mensen is niet omdat wij christenen zijn en beter weten, maar omdat wij materialisten zijn. Met materialisten bedoel ik mensen die alleen rekening houden met wat berekenbaar en voorspelbaar is. Nee, dat is geen bijbelse levensvisie. Maar op een of andere manier zijn wij in staat om dit materialisme te combineren met een zogenaamd bijbels geloof. Wat wij geestelijk noemen, is in feite abstract. We kunnen er ons maar weinig bij voorstellen.

Een voorbeeld van de totale verwarring op dit gebied is onze omgang met wonderen en gebedsgenezing. Eigenlijk weten we gewoon zeker: dat gebeurt nu niet meer. En christenen die er wel in geloven, nemen we niet helemaal serieus. We maken ingewikkelde redeneringen om in het reine te komen met de tekenen en wonderen die voor de eerste christenen aan de orde van de dag waren. We kunnen onze eigen geboortepapieren niet meer lezen.
Voor wie nog niet is afgehaakt beroep ik mij op C.S. Lewis. In zijn magistrale lezing De afschaffing van de mens is hij op zoek naar een natuurwetenschap die eerbied bewaart voor de natuur. Dat is keer op keer onmogelijk is gebleken. Lewis vergelijkt de mens met een generaal die telkens een nieuwe overwinning boekt. Maar bij iedere overwinning is de mens behalve zegevierend generaal ook de gevangene achter zijn zegekar. Materialisme zorgt voor schade aan ziel en lichaam. De overwinning door de mens loopt uit op zijn afschaffing. Het is met de handen te tasten dat we ons juist nu in een van de laatste bedrijven van onze overwinningsreeks bevinden.

Kunnen we hier nog uitstappen? Het is veelzeggend dat Lewis zich dan niet beroept op de christelijke traditie, maar zich wendt tot Rudolf Steiner, de vader van de antroposofie. Heeft deze traditie een tegoed dat wij als christenen juist in deze tijd nodig hebben? Zweverige natuurgenezers hebben een toegang tot de werkelijkheid die wij hebben verleerd

Een van de weinige christenen die een gids kunnen zijn in dit onbekende wonderland is Hans Moolenburgh, ooit de huisarts van Corrie ten Boom. Hij schreef onbekommerd over engelen, wonderen en mysteries en wees de godin van de rede haar plek. Moolenburgh leefde in een andere wereld en wandelde daar met God. Om daar te komen is een bekering nodig die haast groter is dan die waar wij in de kerk over spreken.

Aart Nederveen

Aart sleutelt als hoogleraar Toegepaste Fysica bij het AMC aan MRI-scanners, is hoofdredacteur van Wapenveld en vindt al jaren inspiratie bij de Franse denker Jacques Ellul.