Waar woont de zot: in de stad, op de hei of tussen de herten?

Op een zaterdag in december sloot ik mij aan bij de karavaan der zotten. En nee, daarmee bedoel ik niet dit online magazine. Ik doel op de stroom van mensen die zich dagelijks door de winkelstraten van Den Haag beweegt. Mensen op zoek naar spullen om cadeau te geven met de feestdagen, of op zoek naar de volgende nieuwe outfit, nieuwe schoenen en de beste gadgets. Allemaal dingen waarvan we onszelf hebben wijsgemaakt dat we ze nodig hebben om te overleven. Of op zijn minst om een goed en comfortabel leven te kunnen leiden. Terwijl we feitelijk de leefbaarheid op aarde juist in gevaar brengen door het eindeloze kopen van spullen.

Meestal vermijd ik deze karavaan dan ook liever. Maar ook ik ontkom er niet aan om er soms deel van uit te maken. Want er moeten surprises geknutseld worden (de verf is op!) en cadeautjes gekocht. Voor iedereen een chocoladeletter, en natuurlijk nog pakpapier. Met twee tassen vol keer ik na een ochtend ‘shoppen’ weer huiswaarts. Het zoeken naar een manier om duurzaam te leven, zonder je helemaal terug te trekken uit de cultuur waarin je je bevindt, is niet altijd makkelijk. Je kan toch moeilijk in het spreekwoordelijk hutje op de hei gaan wonen…

Of toch wel? Er zijn mensen die daar bewust voor hebben gekozen. Voor een jaar, als experiment, of permanent. Paul Kingsnorth bijvoorbeeld, die na jarenlang als milieuactivist gewerkt te hebben, met zijn gezin op een stukje grond in Ierland ging wonen, waar hij zo eenvoudig mogelijk en dicht bij de natuur leeft. Of een vriend van hem, Mark Boyle, die besloot een jaar lang zonder moderne technologie te leven in een zelfgebouwde blokhut, samen met zijn vriendin. Overigens ook in Ierland, niet ver bij Paul Kingsnorth vandaan. Boyle schreef daar het prachtige boek ‘The Way Home, Tales from a life without technology’ over, dat in 2019 verscheen. En mocht je je afvragen hoe hij dat dan schreef, dat deed hij zonder laptop of typemachine; met potlood op papier. Dit soort verhalen fascineren en raken mij. Ze roepen een verlangen in mij op naar een leven dat niet zozeer eenvoudiger is, maar dat je wel als mens dichter bij de bronnen van het bestaan brengt, zonder tussenkomst van supermarkten, schermen en sociale media. Een leven waarin je ontdekt dat de natuur een bron van voedsel is en dat je er bijna een dagtaak aan hebt om dat voedsel te verzamelen, te verbouwen en klaar te maken.

Geoffrey Delorme, beeld: De Volkskrant

Iemand die daar nog een stap verder in ging, is de ‘hertenman’, de Franse Geoffroy Delorme. Als kind voelde hij zich al enorm aangetrokken tot de natuur. Hij had niet het geduld om in klaslokalen te blijven zitten, en verdween soms hele dagen in het bos. Als volwassene raakte hij steeds verder verwijderd van de maatschappij, en bleef steeds langer in het bos, dag en nacht. Hij leerde een groep reeën kennen, en zij hem. Hij liep mee met de kudde en leerde van hen wat er eetbaar was en waar je dat kon vinden. Af en toe keerde hij terug naar zijn ouderlijk huis (vaak ’s nachts, onopgemerkt) om daar wat voedsel in te slaan of even te douchen. Maar dat deed hij steeds minder vaak. Op deze manier verbleef hij zeven jaar in het bos. Hij leerde zich te beschermen tegen de kou, en om onderkoeling te voorkomen sliep hij telkens kort, net als de reeën. Hij legde voedselvoorraden aan van allerlei soorten noten, en at de bladeren en bessen van allerlei planten.

Het meest bijzondere aan zijn verhaal, dat hij achteraf beschrijft in het boek ‘De Hertenman’, vond ik de band die hij opbouwde met de reeën. Van nature zijn dat toch heel schichtige dieren. Maar hij leerde ze persoonlijk kennen, gaf ze allemaal een naam en zag dat ze ook allemaal een eigen karakter hadden. Ze begonnen hem te vertrouwen en toe te laten in hun kudde. Dat ging zelfs zo ver, dan een hinde haar jong bij hem achterliet terwijl ze op zoek ging naar eten. Hij kon heel dicht bij een aantal van de reeën komen (ze stelden het niet allemaal op prijs), en sliep wel eens dicht tegen een van hen aan. Dit is de plek waar hij het geluk vindt: “En wat ik in de vroege ochtend ervaar, als ik de zon boven de grasvlakte zie opkomen, de nevel zie kleuren en de rijp nog over de grassen zie liggen, aan de zijde van mijn prachtige vriend de ree, is weergaloos. Ik leef mijn droom. Ik zou niet meer terug willen. In mij is een nieuwe mens ontstaan en die mens heeft de weg van de vrijheid gekozen.” (p.40)

Na zeven jaar in het bos en een laatste, strenge winter, moest de hertenman toch weer terugkeren naar de bewoonde wereld. Het lukte hem uiteindelijk niet om gezond en op gewicht te blijven. Het is toch ook te zot voor woorden, zou je kunnen zeggen, dat je als mens probeert te overleven in een bos, tussen de herten?

Toch vraag ik mij af wie er nu zotter is: iemand die op zo’n manier op zoek gaat naar de basis van ons bestaan, gebruik makend van een kennis van de natuur en van de omgeving die we grotendeels verloren zijn, of al die mensen (inclusief mijzelf) die zich hebben omringd met moderne technologie en nauwelijks een idee hebben van wat het betekent om te leven van en in de natuur.

De mensen die op wat voor manier dan ook de stap maken om dichter bij de natuur te leven, met minder technologie, zijn vaak eenlingen. Zij doen dit niet zozeer om de wereld te willen veranderen, maar vanuit een sterke innerlijke motivatie en verlangen om zelf anders te leven. Toch geloof ik dat we van deze mensen kunnen leren en – binnen onze mogelijkheden – iets kunnen overnemen van een manier van leven in grotere afhankelijkheid van de natuur en onze omgeving. Omdat dat ons als mens goed doet én omdat dat wel eens de redding zou kunnen zijn van het leven op deze planeet.

`Martine van Wolfswinkel (44) is landbouwkundige en natuurliefhebber. Met haar gezin woonde ze twaalf jaar in Peru en Tanzania. Ze is nu projectleider bij A Rocha Nederland, dé christelijke natuurbeweging.