Kleine daden van praktische liefde

Ieder mens heeft iets goddelijks in zich, zegt de Russische Katja Tolstoj, ook al ziet hij of zij er van buiten gewoon uit als een burgerlijke belastingadviseur.

We zagen er een beetje tegenop: praten over navolging en vertrouwen, over Russische spiritualiteit en over Dostojevski, kan dat wel in een wit kamertje ergens in een kantoorgebouw van de Vrije Universiteit? Maar we hebben geluk. Katja Tolstoj werkt vandaag onverwachts thuis. En dat brengt ons in Kampen, in een oernederlands steegje, dat volgepropt is met oude huisjes, bloempotten en gevelplantjes, want dat is waar de theologe woont, samen met haar man, in een paar aan elkaar geschakelde huizen. Een hele woongroep dus, die tegenwoordig is gevuld met Oekraïense vluchtelingen, familie van haar man. Aan de knusse keukentafel strijken we neer, met koffie en chocolaatjes. Plus een hondsbrutaal huisdier dat ons continu bespringt.

‘Sorry voor mijn hond’, zegt Katja, ‘hij is gek.’

Katja Tolstoj is hoogleraar theologie in Amsterdam, waar ze gespecialiseerd is in religie in samenlevingen die trauma hebben doorgemaakt. Tot vorige maand mocht ze zich Theoloog des Vaderlands noemen. Binnen drie minuten hebben we het al over Søren Kierkegaard, de Deense theoloog die zo radicaal schreef over geloofsvertrouwen en waar ze jaren op heeft gestudeerd.

‘Voor Kierkegaard is de gelovige een soort koorddanser. Dat beeld komt heel vaak terug in zijn teksten. Ook in zijn tekeningen trouwens. Geloven is een continue balanceren tussen wereld en eeuwigheid.’ De ridder van het geloof, zoals Kierkegaard dat noemde, was geen monnik die de hele dag zat te bidden in een klooster. ‘Een geloofsridder herken je niet aan zijn uiterlijkheden. Het zou je belastingadviseur kunnen zijn, die een gewone baan heeft in de wereld. Maar hij leeft elk seconde vanuit een innerlijk besef dat hij voor het aangezicht van God staat. Hij doet vol vertrouwen wat God hem vraagt, ook al kan dat werelds gezien misschien niet, omdat het offer te groot is.’

Rotdag

Kierkegaard ziet zulke mensen als ridder, als stoere strijders. Dat is wel een contrast met de Russische schrijver Fjodor Dostojevski, een andere negentiende-eeuwse inspiratiebron voor Tolstoj. De geloofshelden in zijn boeken zijn vaak een stuk halfslachtiger. Meestal zijn het arme, weifelende mensen. Enkelen komen pas op de laatste bladzijde van het verhaal tot een glimp van genade. Hoe kan je in deze ellendige wereld in God geloven? ‘Volgens een belangrijk personage bij Dostojevski, de oude starets Zosima, uit dit geloof zich in kleine daden van liefde.’ Dat moet je oefenen. ‘Geloof moet je oefenen. Ik probeer bijvoorbeeld elke dag te oefenen om ten minste één aardig ding te doen.’

En zelfs dat gaat soms al faliekant mis. Zoals gisteren, een rotdag. ‘Schrijf dat maar liever niet op. We waren weggeweest, dus ik had de Oekraïners gevraagd om de bloemen water te geven en ze vooral niet te laten uitdrogen met deze hete zon. Zoals een Russisch spreekwoord zegt: als je een zot opdraagt om te bidden, dan zal hij buigen en zal hij zijn voorhoofd stuk slaan.’ Je voelt het al aankomen: bij thuiskomst was de geveltuin een moeras. ‘Terwijl ik in een online vergadering zat – ik kan heel goed multitasken – liep ik geërgerd naar mijn bloemen te kijken. Tot overmaat van ramp liet ik de deur openstaan en vloog de hond naar buiten, en dat mag niet, want hij kan niet tegen de buurvrouw, en die vloog hij dus ook aan. Toen ik tussenbeide kwam, verrekte ik mijn hand. Dus aardig zijn? Iedereen kon van mij de pot op. Ik heb gisteren denk ik alleen maar mijn man aardig gevonden. Maar dat telt niet, want dat is een schat.’

Juist deze gebrekkige wereld waar wij altijd falen was voor Dostojevski de plek waar we God ontmoeten. ‘Sterker nog, de plek waar hij God ontmoette, was in een strafkamp, waar hij vier jaar heeft gezeten. In zijn Aantekeningen uit het dodenhuis beschrijft hij hoe hij zag dat zelfs daar mensen in staat zijn tot een catharsis, tot innerlijke zuivering. De mens, concludeert hij, is in wezen goed. Theologisch zou je kunnen zeggen: volgens Dostojevski dragen we allemaal het beeld van God in ons, hoe ellendig we er ook aan toe zijn. Dat is vergelijkbaar met wat een eeuw later ook de Russische schrijver Aleksander Solzjenitsyn beschreef, toen hij vast zat in de Goelag.’

Traumatisch verleden

Er zijn echter plekken op de wereld waar je die goedheid niet meer kunt vinden, zegt Tolstoj. ‘Ik doe nu vijftien jaar onderzoek naar situaties van extreme ontmenselijking. Concentratiekampen in de twintigste eeuw waren zo extreem dat mensen hun vrije wil kwijtraakten. De mens komt dan in feite voorbij de zonde, het reptielenbrein neemt het over. Het leert me dat het beeld van God, dat we in ons dragen, kan worden weggevaagd. Dat is wat er gebeurde in de kampen van de nazi’s en de communisten.’ Maar het kwam nog dichterbij: eigenlijk het hele sovjetsysteem was ontmenselijkend, tot in de kleine details van het dagelijkse leven. ‘Waar dat een langere periode gebeurt, wordt een volk diep beschadigd. Dat is wat er is gebeurd in Duitsland, maar ook in de Sovjet-Unie.’

In Duitsland heeft dat na de oorlog uiteindelijk geleid tot een uitgebreide verwerking, een groot maatschappelijk debat waar theologen ook een grote rol in hebben gespeeld. ‘Er is nagedacht over wat geloof en theologie nog betekent als je Auschwitz hebt toegelaten. Maar bij ons? Russen hebben een onverwerkt, imperialistisch, traumatisch verleden. Dat verleden is niet geheeld. En dát is de grondoorzaak van het conflict dat we nu in Oekraïne zien. Ook religie wordt nu misbruikt en als een wapen ingezet.’

Hier in het Westen wordt dat niet goed begrepen. ‘Waarom komt er geen geld voor een serieuze studie naar de rol van theologie in Rusland en andere postsovjet landen? Ik mis ook de hele tijd al een serieuze psychologische analyse van Poetin. Er komt een figuur uit de gelederen van de KGB aan de macht, zijn bescheiden gestalte hint naar mogelijke eigenaardigheden. En het lijkt niemand te dagen dat het wellicht onverstandig is om zo iemand in het nauw te drijven. Ik denk dat je onder andere theologen nodig hebt om te onderzoeken wat hier gebeurt.’

De verhouding tussen politiek en religie in Rusland is namelijk complex. ‘De huidige, Russisch-orthodoxe theologie is helemaal verweven geraakt met politieke ideologie, die getekend is door het oude sovjetdenken. De oude veiligheidsdiensten zijn nog steeds aan de macht en hebben religie voor het karretje gespannen van hun propaganda. ‘Patriarch Kirill heeft het nauwelijks nog over Christus, en veel meer over de heilige kerk en de heilige staat. Het Westen heeft daar geen antwoord op.’ Hooguit dat het allemaal slecht en dom zou zijn wat die ouderwetse Russen geloven. ‘Maar dat is niet het goede antwoord. Het Westen zegt dat het opkomt voor de vrijheid van de individuele burgers. Maar dat doe je niet door hun religieuze wereldbeeld te bestrijden.’

En vergeet niet dat bij ons iets vergelijkbaars aan de hand is. ‘Ook in Nederland zien we dat mensen religie graag willen reduceren tot aardse, seculiere begrippen, waardoor politieke groepen het heel makkelijk kunnen misbruiken voor hun eigen ideologische doelen.’

Collectief geloven

Wie wel eens een orthodoxe dienst heeft bezocht weet dat dit een collectieve ervaring is. De liturgie is een evenement, met indrukwekkende muziek, met wierook en gebaren, met kruisen en kleuren en eindeloze gebeden die twee uur staand worden ondergaan, op een lege maag – want de oosterse gelovige eet geen ontbijt voordat hij van het lichaam van Christus heeft gegeten. En dat niet alleen met elkaar, maar ook met de iconen. Dat zijn niet zomaar plaatjes van oude gelovigen, dat zijn vensters op de hemel, waar deze heiligen met God leven en meebidden met ons.

Het oosters-orthodoxe geloof is een groepsgebeuren. Maar roept Christus ons niet juist op om uit de groep te stappen, om individueel een antwoord te geven op de vraag: volg je Mij? ‘Precies’, zegt Tolstoj. ‘Het is een innerlijke keuze, zoals Kierkegaard zegt. Er is “noch Jood noch Griek”. Daarom is het idee van een volk, zoals het “heilige Russische volk” waar ook Dostojevski in geloofde, een constructie. Wat betekent “Russisch”? Ik ben een mix van Joodse en Duitse en Russische voorouders, dus dat woord klopt al niet.’

‘Ik zie een heel mooie beweging ontstaan in Rusland en Oekraïne. Het is heel klein, maar hoopgevend. Het zijn christenen die uit de massa durven te stappen. Die de praktische liefde centraal stellen, geënt op de eerste christenen. Ze bouwen weeshuizen, bejaardenhuizen en ze komen elke dag samen. Ik ken mensen in Kyiv die daar aan meedoen. Het is heel degelijk wat ze doen, en ze hebben ook een heel goede uitgeverij waar serieuze boeken, ook veel vertalingen, verschijnen.’

Terwijl de hond rusteloos door de kamer draaft, voert hij ineens een verrassingsaanval uit op haar pijnlijke hand. Tolstoj praat achteloos door. Er zit zo veel moois in de oosterse kerk waar zowel mensen in het oosten als in het westen rijker van zouden kunnen worden. ‘Ik zie het als antistoffen die tot zelfreiniging kunnen leiden. Een heel mooi besef, dat centraal staat in het orthodoxe geloof, is bijvoorbeeld de eenheid van de schepping. Alles is met elkaar en met het goddelijke verbonden. God is “overal aanwezig en vult alle dingen”. Als God dus overal is – maar daar niet mee samenvalt – dan krijg je een heel ander wereldbeeld. Dan stap je uit de dualiteit van goede of slechte mensen en kun je inzien dat alles en iedereen respect verdient, omdat het intrinsiek iets heiligs heeft. Dat ondermijnt iedere poging om geloof te “instrumentaliseren” en te misbruiken voor politieke doelen.’

Dagelijkse heiligheid

In het Westerse christendom, bij Augustinus al, werd het ‘beeld van God’ dat we met ons meedragen vooral gevonden in de ziel, in het denken. ‘In het Oosten werd dit altijd veel lichamelijker opgevat, psychosomatischer. De orthodoxe gelovige heeft de opdracht om vergoddelijking te zoeken, theosis heet dat. Dat is niet alleen iets voor na ons leven, maar voor hier en nu. Zoals de verheerlijking op de berg Tabor, toen Jezus en zijn vrienden letterlijk verlicht werden. Dat kan niet alleen door het denken, maar door te doen. Door vasten, door gebed, door rituelen. Ik probeer continu het Jezusgebed te bidden: “Here Jezus Christus, verlos mij”. Woorden die je kunt bidden op het ritme van je ademhaling.’ En dan kan er midden in deze donkere wereld iets anders ontspruiten. Dan komt er ruimte voor kleine daden van liefde.

En zo komen we weer terug bij de geloofsridder van Kierkegaard, die misschien maar een heel gewone burger is, misschien zelfs een doodgewone theoloog ergens onder een tl-balk aan een Amsterdamse universiteit, maar die wel elke dag leeft voor het aangezicht van God. ‘Dat is wat ik wil zijn. Dat kun je niet aanleren. Daar kun je alleen uit leven. Het is een weg en die zul je zelf moeten afleggen.’

De praktische liefde is angstaanjagend

In De gebroeders Karamazov verhaalt de schrijver Dostojevski over een vrouw die lijdt aan een bekend, modern probleem: ze twijfelt aan God. Ze is altijd naar de kerk geweest, maar er zijn zoveel mensen die zeggen dat God niet bestaat, dat het toch aan haar vreet. Ze legt het probleem voor aan een starets, een wijze kluizenaar. ‘Hoe, hoe krijg ik mijn geloof terug?’

Een bewijs kun je niet krijgen, zegt de starets, maar wel een innerlijke overtuiging. ‘Door de ervaring van in praktijk gebrachte liefde. Beproef alles om uw naasten metterdaad en zonder aflaten lief te hebben. Naarmate u vordert in de liefde, zult u steeds meer overtuigd raken van Gods bestaan en de onsterfelijkheid van de ziel.’

Maar pas op, de praktische liefde is onbarmhartig en angstaanjagend in vergelijking met de liefde die men zich droomt. ‘Voor de gedroomde liefde wil men zelfs zijn leven opofferen, als het maar niet te veel tijd kost en snel van stapel loopt, net als op het toneel, met toeschouwers en applaus en al. Maar de praktische liefde, die bestaat uit werken en volharden. Maar dit voorspel ik u: op het ogenblik dat u zult zien dat u ondanks al uw inspanning verder van uw doel bent gekomen, op datzelfde ogenblik zult u uw doel ineens bereikt hebben, dat voorspel ik u, en dan zult u opeens ook helder de wonderbaarlijke macht Gods inzien, die u al die tijd heeft bemind en op ondoorgrondelijke wijze heeft geleid.’

Frank Mulder is schrijver en publiceert onder andere in weekblad De Groene Amsterdammer. Hij woont in een woongemeenschap in de Utrechtse wijk Overvecht met zijn gezin, samen met mensen uit alle hoeken en gaten van de wereld.

Jasper studeert aan de Academie voor Psychotherapie, heeft in Amsterdam zijn eigen praktijk en speelt tot zijn spijt geen rugby.