
In het dagelijks leven geef ik het vak economie. De eerste les van het jaar draait steevast om schaarste. Je kunt een euro maar aan één ding tegelijk uitgeven, en je kunt niet op twee plekken tegelijk zijn. De mens is gebonden aan plaats en tijd en daarom moet hij keuzes maken. Wat geven we prioriteit en wat is een goede investering? Wegen de baten op tegen de kosten?
Mijn vijftienjarige leerlingen slurpen deze stof als zoete vanillemilkshake op. ‘Eindelijk,’ zie je ze denken, ‘een vak waarmee ik wat kan, in plaats van die stomme poëzielessen.’ De homo economicus is een mens die alleen weloverwogen keuzes maakt die zijn welvaart vergroten. Zolang hij maar over de juiste informatie beschikt. In dat geval is het appeltje eitje: gewoon een degelijke kostenbatenanalyse maken. De kinderen voelen het – en ik merk dat ieder jaar weer aan hun euforische stemmingen: economie, dat is de heilige graal.
Het is dan even slikken als ik hen met de werkelijkheid van een zonnige septemberdag confronteer: zevenhonderd mensen sliepen in Ter Apel vannacht noodgedwongen in een tent / gezinnen kunnen komende winter hun rekeningen niet meer betalen / de mensheid zorgt met zijn verstandige keuzes op de planeet voor een geweldige massa-extinctie van dieren, bomen en planten.
“Hoe is dat mogelijk?” vraag ik mijn leerlingen. “Al die geleerdheid, al die kennis, al die technologie, en toch moeten wij met de wereld voor ons leven vechten? Verklaar mij dit raadsel.”
De antwoorden die als sneeuwballen door de klas worden geworpen, vallen in twee categorieën: (1) de informatie klopte in het verleden niet en (2) de mensen wilden vroeger het verkeerde. Let op de verleden tijd, want steeds leven we in de veronderstelling dat wij het wel weten, en dat wij die het eind der tijden zijn nu wel het juiste nastreven…
Misschien stel ik de vraag die ik aan leerlingen stelde wel het allermeest aan mijzelf. Waarom is het bij mij nog steeds niet geregeld? Ook in mijn eigen bestaan, waar toch zeker van goede wil gesproken kan worden, is het vaak een puinhoop. Of het nu persoonlijke relaties, lichamelijke gezondheid of mijn werk betreft; vijfjarenplannen, vitamines slikken en na twaalven geen koffie meer drinken zorgen niet voor een doorbraak. Eerder is het tegenovergestelde het geval: we raken met de maakbaarheid steeds meer verontrust en geërgerd. Ik moet denken aan de beroemde woorden van de apostel Paulus: “Wat ik wil, dat doe ik niet. En wat ik niet wil, dat doe ik” (Rom 7,15).
De wereld – ook mijn wereld, valt niet als een goocheldoosje uit te spelen. Dat zou opgaan voor een koude, mathematische, door louter wetten geregeerde aarde. Daarop gaat alles volgens plan en is een slimme technocraat met een uitgekookt economisch beleid koning. Hoewel regenachtige steden en kantoortuinen soms anders doen schijnen, is onze wereld is niet koud, maar integendeel: zij leeft. Geven stervende bomen, jagende wolken, spuwende bergen en kolkende oceanen daar niet dagelijks blijk van? De wereld zucht, steunt, dramt en droomt. Ik denk dat we moeten oppassen met haar benaderen als een groot productiehuis. Sputtert de grond in Groningen niet eigenlijk gewoon tegen? Is een burn-out geen teken aan de wand? En voelt de wereld voelt zich misschien niet, als een door een echtgenoot bedrogen geliefde, gebruikt en kruipt zij daarom niet terug in haar schulp?
“Dus u zegt dat we het met economie nooit kunnen oplossen?” hoor ik van achteruit de klas. De vraag treft me. Ik denk even na, het gaat tenslotte om mijn baan. Is dat wat ik wil zeggen, dat we de handdoek maar moeten gooien? “Nee Levi,” probeer ik voorzichtig, “ik denk dat alles valt of staat met de houding van de mens. De impact daarvan mogen we niet onderschatten. Wijzelf moeten op de eerste plaats tot inkeer komen. Wie willen we eigenlijk zijn en wat willen we in ons leven nastreven? De rest, ook de economie, zal dan – als we dat hebben gedaan, wel moeten veranderen, omdat wijzelf zijn veranderd.”
De klas fronst en vooraan begint er iemand met zijn pen te klikken, misschien als teken dat de tijd er bijna op zit. “Ik bedoel maar: duizenden wetenschappers, ondernemers en machthebbers met al het geld van wereld op hun toppen samen lijken het niet klaar te spelen om de aarde te weerhouden van met anderhalve graad opwarmen, terwijl het verhaal gaat dat de kruisdood van één mens in één klap de hele wereld redde. Is dat niet veelbetekenend?”
“Maar kun je dat wel met elkaar vergelijken?” gaat vervolgens als een storm door de klas. “Dat zijn toch twee verschillende werelden?” Weer voel ik die aarzeling, omdat ik het idee heb dat wat ik wil zeggen niet helemaal verstaan wordt.
“Mijn voorstelling lijkt idioot, oké, dat kan zijn, maar vraag vanavond eens aan je vader of moeder welke momenten bepalend waren in zijn of haar leven. Ik voorspel dat dit nooit weloverwogen economische keuzes waren. Nee, het waren de momenten waarop ze ontdekten wie ze voortaan wilden zijn.”
Jeftha onderwijst Machinebouw aan onze hoop voor een betere toekomst, oftewel: is leraar Economie op een middelbare school.