Een jaar in het land van melk en honingh: mei

Dit is het tweede deel van een feuilleton over de belevenissen van een klein stukje land in een achterafprovincie in het ineengestorte West-Romeinse rijk. Omringd door vijandige legerkampen van het Industrieel Agrarisch Complex die deze vrijstaat voortdurend bestookt met chemische wapens, houdt men moedig stand en ziet het halsbrekend uit naar dat moment dat het zelf eens de ganse aardbol zal bedekken.

Hooi verzamelen

Lees hier alle delen van deze reeks.

In december 2007 kochten mijn vrouw Theanne en ik een hectare vruchtbare klei in de scherpe punt waar de Weldijk ergens tussen 1275 en 1300 aan de Hooglandsedijk werd gepolderd. Deze nieuwe polder werd, bij gebrek aan fantasie, de Noordpolder genoemd. Het totale oppervlak van de polder bedraagt 84 ha. en de bodem ligt op ca. 1,0 m. boven N.A.P.

De polder werd gewonnen op de Zwake-inham ten noorden van Ellewoutsdijk; daar stroomde de IJve en het Zwin (een ‘zwin’ is een natuurlijke geul of kreek in buitendijkse gronden, onderhevig aan het getij; de naam ‘ijve’ duidt denk ik op ‘snelstromend’) tussen de Oost-Borsele polder en de West Baarlandpolder. Bij de vloed van 1 februari 1953 overstroomde de polder via de Ellewoutsdijkpolder (watervrij 12 maart 1953). Bestudeer gerust enige tijd de onderstaande afbeelding van Zuid-Beveland rond 1300.

De reden dat ik jullie met deze informatie vermoei, is om duidelijk te maken dat het hier om een polderlandschap gaat waar de meesten van ons geen voorstelling hebben. Wie het Zuid-Beveland van nu kent, kijkt op de bovenstaande afbeelding naar een sprookjesland ver, ver hier vandaan.

Hetzelfde geldt voor degenen die de geschiedenis lezen van het volk Israël, dat lang, lang geleden zo’n 400 jaar in het land Goshen in de delta van de Nijl heeft gebivakkeerd. Zij krijgen bij monde van de profeet Mozes de mededeling dat hun God hen zal bevrijden uit de slavernij in het Egyptische polderland en dat Hij hen zal brengen naar een land dat overvloeit van melk en honing (Exodus 3: 8). Maar wat is dan dat “sprookjesland” van melk en honing en waarom moet ik daar zo nodig wat mee?

In de Hervormde en Gereformeerde traditie waarin ik ben opgegroeid leeft heel sterk de zogenmaande cultuuropdracht, zogenaamd op basis van Genesis 1 en 2. De woeste gronden moesten productief worden gemaakt. De chaosmachten moesten met rust, reinheid en regelmaat worden getemd. De mens moest de zinsontsluiting van de schepping bewerkstelligen. In de berijmde psalm 22 (1773) vers 14 vinden we de wildste volken die God ooit aanbidding, eer en dankb’re lofzangen zullen aanbieden. Wat dat heeft betekent voor de wouden en de prairies, de indianen en inuit in Noord-Amerika of de bossen en de aboriginals in Australië is elders genoegzaam beschreven. Het komt erop neer dat wij als Westerse christenen in Jezus’ naam meer onze ‘beschaving’ hebben opgelegd, dan de goede boodschap aan elk schepsel hebben verkondigd. En dat is iets wat mij heel erg frustreert, omdat wij het hebben doen lijken alsof het God niet interesseert wat er in zijn naam naar de gallemiezen wordt geholpen. Frustraties en ergernissen zijn in de boezem der dwazen, volgens de Prediker, en daarom besloot mijn vrouw indachtig het boek der Spreuken hoofdstuk 31 vers 16 actie te ondernemen en ik kon aan de bak.

Op deze hectare grond en later ook nog met een stuk dijk erbij wil ik experimenteren met de bijbelse noties van heersen, bouwen en bewaren. Ik wil letterlijk vormgeven aan een land van melk en honing en ontdekken wat de heilzame werking is van de landbouwwetten van Mozes voor mensen, maar óók voor de andere schepsels. Daarbij wil ik ook handelen en kijken of er, zoals we lezen in het derde hoofdstuk van het boek Handelingen, inderdaad tijden van verademing komen totdat Hij komt om alle dingen te herstellen.

Herders

Volgens het boek Nature in our Biblical Heritage van Nogah Hareuveni (1980) is het land van melk en honing strikt genomen een ongecultiveerd land, een wildernis. Het volk Israël was een herdersvolk; Abraham, Isaak en Jakob waren herders die met kudden schapen en geiten rondtrokken. Ze leefden van de melk en het vlees, de wol en de huiden van hun vee. Hoe meer vegetatie er groeide, hoe meer melk er door hun kudden werd voortgebracht. Omdat de graslanden werden begraasd, waren deze velden ook erg kruidenrijk met allerlei bloeiende planten. Van de nectar en het stuifmeel van deze bloemen, bomen en struiken leefden vele bijenvolken. Die werden niet in bijenkorven of iets dergelijks gehouden, maar deze volken leefden in gaten en scheuren in de bodem of rotspartijen (Zie de film Honeyland, 2020).

Het land van melk en honing is in dit opzicht een evenwicht tussen begraasde weidevelden en bos en een samengaan van veehouderij en honingbijen. Als het vee verdwijnt, wordt het land langzaam overgenomen door struweel en bos. Daarmee worden de aantallen bijenvolken minder, omdat het aantal plantensoorten die jaarrond bloeien afneemt. Als het vee rondtrekt in kuddes worden telkens beperkte delen van het terrein begraasd. Als ze weer verder trekken, kan de vegetatie zich weer herstellen en tot bloei komen. Als er te veel vee is en het land wordt overbegraasd, dan ontstaat er woestijn.

Het boek verwijst in dit verband naar de passage uit de bijbel over de verdeling van het land tussen de verschillende stammen van het volk Israël. De twee stammen Efraïm en Manasse vragen om een groter aandeel, vanwege hun talrijk geworden bevolking. Ze mogen van Jozua het heuvelland intrekken en daar de bossen rooien en omzetten in akker- en weiland (Jozua 17: 14-18). Volgens de archeologen Prof. William F. Albright en later Prof. Yohanan Aharoni waren de Israëlieten de eersten in het land Kanaän die permanente bewoning in het heuvelland begonnen. De verschillende volken die daarvoor in Kanaän leefden, beperkten hun bewoning tot de dalen en vlakten.

Voor de verkenners die Jozua erop uitstuurde om het land Kanaän te doorkruisen was het inderdaad een land van melk en honing, maar ook een land dat zijn bewoners verslindt (Numeri 13: 27-33) en waar – in hun ogen – alleen reuzen het tegen de leeuwen en beren in de bossen het konden opnemen. Hun angstpraatjes maakten het volk bang, net zoals nu gebeurd als er weer eens een wolf in Nederland opduikt. Het is nu onvoorstelbaar dat er in het land Israël (en het gehele Midden-Oosten) zoals het er nu bij ligt zoveel bos is geweest en dat daarin leeuwen, beren en wilde zwijnen voorkwamen. Simson, David en Benaja namen het tegen een leeuw op (Rechters 14:5, 6; 1 Samuël 17:34, 35; 2 Samuël 23:20). Andere personen werden door leeuwen gedood, zoals de volken die de koning van Assur naar het land van Samaria liet verhuizen nadat hij de Israëlieten had gedeporteerd (2 Koningen 17:24-40). In Leviticus 26: 6 beloofde God dat hij onder meer de wilde dieren uit het land zou verjagen. Nadat de Israëlitische stammen waren verwijderd, verwilderde het land en konden de wilde dieren, vanuit het marginale gebied waarnaar ze verdreven waren, hun terrein uitbreiden. De volken die niet goed wisten hoe zij de Israëlitisch God moesten dienen, werden daarvan het slachtoffer. Overigens is er van de Aziatische leeuwenpopulatie en zijn leefgebied bijna niets meer over dan een enkel reservaat in noordwest India. Ooit zal in een verre toekomst deze leeuw van Juda zich bij het bokje neerleggen.

De akker toen we hem kochten, eind 2007

Profeten

Akkerland dat aan zijn lot wordt overgelaten verandert in een land van melk en honing. Voor de profeet Jesaja (7: 21-24) was een land van melk en honing juist daarom een teken van destructie en verlatenheid, in dit geval veroorzaakt door oorlog met de Assyriërs. In plaats van wijnstokken kwamen er volgens de Nederlandse vertaling ‘dorens en distels’ (Engels: “briars and thorns”). Ik heb één jaar een akker gehad. Daarna liep de akker vol met akkerdistel, een uitermate goede bijenplant, maar lastig ‘onkruid’. Het volgende jaar al kwamen er dauwbraam en hier en daar een hondsroos (‘briars’) op, die binnen een seizoen de zaak dreigden over te nemen. Vanuit het struweel ‘liep’ de vroegbloeiende sleedoorn (‘thorns’) met zijn worteluitlopers het veld in waardoor het totaal ondoordringbaar zou worden – exact zoals de profeet het schetst. Omdat er nog maar weinig mensen over waren nadat de Assyrische bulldozer over het land was gegaan, waren er te weinig arbeidskrachten over om de ‘wildernis’ onder controle te houden. Alleen vee kan zich al etend een weg banen in zulke gebieden. Net als de bijna alleen overgebleven Beorn van het volk van de Beornings en die zich in een beer kon veranderen (Zie De Hobbit, J.R.R. Tolkien) leefden de achtergebleven Israëlieten voornamelijk van melk (room, boter) en honing. Ook de profeten Hosea (2:14) en Micha (3: 12) houden het volk dit ‘schrikbeeld’ van melk en honing voor.

Zowel het vee als de bijen werden dus in het begin niet gecultiveerd in de zin van in korven en stallen houden en het land werd niet in eigendommen verdeeld. Het vee werd niet letterlijk uitgemolken, maar men nam genoegen met het overschot dat een moederdier produceerde (Zie de film: The story of the Weeping Camel, 2003). Ook de mensen leefden in tenten en trokken dus met het vee mee. Het land en de honingbijen waren min of meer gemeenschappelijk of publiek eigendom en ieder mocht naar behoefte daarvan nemen. Lees bijvoorbeeld de teksten uit Spreuken 25: 16, de geschiedenis van Simson in Richteren 14: 8-9 en I Samuël 14: 25-30 over de eed van Saul. In Jeremia 35 vind je het wonderlijke verhaal van de stam van de Rechabieten. Zij hebben ervoor gekozen om in tenten te wonen en geen huizen te bouwen, geen akkers te bezaaien, geen wijnstokken planten of in bezit hebben en geen wijn te drinken (Jeremia 35: 6-11). De ‘wilde volken’ zoals de Rechabieten zijn wereldwijd uitgeroeid, verdrongen of vrijwel geheel geassimileerd.

Egypte

In zekere zin leefden de Israëlieten in het land Goshen ook al in een land van melk en honing (Numeri 16: 12 – 14). In de opstand tegen Mozes door Korach, Datan en Abiram noemen Datan en Abiram Egypte een land van melk en honing. Dat klopt ook wel want Jozef instrueert zijn broers dat zij tegen de farao moeten zeggen dat zij een herdersvolk zijn. Dan zal de farao besluiten om hen in het land Goshen onder te brengen want ‘de Egyptenaren hebben een afkeer van alles wat schaapherder is’ (Genesis 46: 31-33). Zo gezegd zo gedaan en de Israëlieten mogen wonen in ‘het beste deel van Egypte’ en krijgen ook de leiding over de veestapel van de farao (Genesis 47: 1-6).

Samengevat: de uitdrukking ‘land van melk en honing’ gaat over ongecultiveerd land dat bedekt is met een natuurlijke wilde vegetatie met jaarrond een overvloed aan bloeiende kruiden, struiken en bomen. Het was een positieve en aanlokkelijke beschrijving voor de Israëlieten zolang ze een herdersvolk waren. Maar, nadat zij waren gesetteld in het land door dit melk-en-honing-land te verwijderen en te cultiveren in akkerland en boom- en wijngaarden, veranderde de betekenis en werd ‘melk en honing’ geassocieerd met vernietiging, verlatenheid en verwildering van het land.

Spontane opkomst van de oogst in het volgende voorjaar, 2008 (vgl. Leviticus 25:20-22)

Zuid-Beveland

Op mijn hectare land en dijk in de Zak van Zuid-Beveland heb ik geprobeerd om dit ‘wilde’ land van melk en honing te creëren. Dat is natuurlijk een contradictio in terminis, want in een polderlandschap wordt allesbehalve aan het toeval overgelaten. Maar ik heb het hele perceel met de hand ingezaaid met verschillende kruidenmengsels en ik heb allerlei bomen en struiken geplant. Als ik het nu zijn gang zou laten gaan, loopt alles binnen 10 jaar vol met bos. Daarom maai en hooi ik de grazige vegetatie en zet af en toe een kleine kudde schapen in die het terrein begrazen. Hierdoor blijf het grasland bloemrijk; door op het juiste tijdstip te maaien, worden de grassen beconcurreerd ten voordele van de kruiden. In dit grasland vinden mijn bijen het hele jaar door voldoende voedsel, al wonen ze bij mij natuurlijk niet in rotsholten. Op de dijk heb ik delen die ik inplant met bomen en struweel. De schralere delen maai en hooi ik om de kruidenrijkdom te vergroten. Op de dijk groeien o.a. wilde marjolein, hertshooi, glad parelzaad, ijzerhard en de ruige anjer.

De heggen en singels zijn behoorlijk uitgegroeid en de graslanden zijn bloemrijk geworden, 2018.

Dit was deel 2 over het land van melk en honing. Veel heb ik nog te zeggen, maar dit is voorlopig even genoeg om mee te dragen. In de volgende delen wil ik meer vertellen over de heuvels en de dalen en het microklimaat van het land van melk en honing. Over de landbouwwetten van Mozes en de liturgie van het land bewerken.

Nanning-Jan is zelfstandig ecoloog voor onderzoek en advies bij allerlei bouw- en sloopprojecten. Daarbij experimenteert hij op zijn hectare ‘land van melk en honing’ met de landbouwwetten van Mozes.