Hoewel zijn naam maar niet te binnen wil schieten kan ik mij een Russische schrijver herinneren die zijn boek opent met de beschrijving van een eerste zonnige lentedag na een lange koude en donkere winter waarop de bloemen bloeien in het park, de vogels zingen in de bomen en kinderen eindelijk weer buiten spelen. Dit beeld wordt echter in de kiem gesmoord als de mannen in de buurt hun motormaaiers starten en op luidruchtige wijze het lentegroen kortwieken.
Author: Nanning-Jan Honingh
Na een jaar reikhalzend wachten mogen we vandaag eindelijk weer meekijken op het Zeeuwse landje waar Nanning-Jan experimenteert met boerenregels uit de Bijbel. Deze keer laat hij de akkerranden staan. Misschien niet voor de weduwen en de vreemdeling, maar toch wel voor de zweefvliegen en de bosrietzangers.
Als Nanning-Jan over zijn verwilderde natuurlandje in Zeeland dwaalt, dan fladderen de leeuweriken en oude bijbelteksten door elkaar heen, tot ze toevallig een preek vormen. Maar wat is toevallen?
Dit is het tweede deel van een feuilleton over de belevenissen van een klein stukje land in een achterafprovincie in het ineengestorte West-Romeinse rijk. Omringd door vijandige legerkampen van het Industrieel Agrarisch Complex die deze vrijstaat voortdurend bestookt met chemische wapens, houdt men moedig stand en ziet het halsbrekend uit naar dat moment dat het zelf eens de ganse aardbol zal bedekken.
We hebben lieflijke gedachten bij lente, maar het is de wreedste tijd van het jaar, ziet Nanning Jan Honingh, die zich volledig heeft toegewijd aan een klein stukje Zeeuwse grond. Het lijden is nog overal, maar het herstel van alle dingen komt er onverbiddelijk aan.