Hoewel zijn naam maar niet te binnen wil schieten kan ik mij een Russische schrijver herinneren die zijn boek opent met de beschrijving van een eerste zonnige lentedag na een lange koude en donkere winter waarop de bloemen bloeien in het park, de vogels zingen in de bomen en kinderen eindelijk weer buiten spelen. Dit beeld wordt echter in de kiem gesmoord als de mannen in de buurt hun motormaaiers starten en op luidruchtige wijze het lentegroen kortwieken.

Dit is het tweede deel van een feuilleton over de belevenissen van een klein stukje land in een achterafprovincie in het ineengestorte West-Romeinse rijk. Omringd door vijandige legerkampen van het Industrieel Agrarisch Complex die deze vrijstaat voortdurend bestookt met chemische wapens, houdt men moedig stand en ziet het halsbrekend uit naar dat moment dat het zelf eens de ganse aardbol zal bedekken.