‘Mijn roeping? Wakker worden. Iedere dag opnieuw.’

We voelen dat het stormt om ons heen. Maar wat als die stormen je binnenwereld in waaien? Wat als het daar donker wordt? Wilfred Hermans interviewde voor De Nieuwe Koers medereiziger in de Karavaan Jasper van der Kolk. We kregen toestemming om het gesprek ook hier te delen.


Jasper van der Kolk – vader van drie tieners, veranderkundige en integratief therapeut – is vanochtend tot geloof gekomen. “Ontwaken uit de hardnekkige illusie van mijn ego dat ik mezelf moet redden, dat moetminstens één keer per dag gebeuren.”

De gang van het statige pand van Jasper van der Kolk (46) in Amsterdam heeft een glazen vloer. Je kijkt recht de kelder in. Hier zou ik eenvoudig een parallel kunnen trekken met de bewoner zelf, die zich in dit gesprek ook tot op de bodem van zijn ziel laat kijken. Daar dreigt haast dagelijks de donkerte, maar Jasper weet het lichtknopje inmiddels te vinden. Die zoektocht geeft hem zelfs plezier, omdat hij er steeds beter in wordt.

Wat hem ook plezier geeft, is hoe zijn dochter gisteren met een Bach-piano- concert de zaal betoverde. Jasper vertelt erover, terwijl zijn koffieautomaat met veel kabaal een opvallend lekker bakje koffie produceert. Buiten dreigt een storm. Binnen ligt op de ruwhouten eettafel een papieren krant van De Karavaan der Zotten, gedrukt op een oude Risograph in groen en magenta. De Karavaan wordt gevormd door een vriendengroep die niet geheel toevallig bestaat uit radicale, vrolijke, gelovige zoekers met een vlotte pen. Jasper is een van de oprichters en blogt geregeld voor de website. De ontmoetingen helpen hem z’n geloof invulling te geven. “Dat heb ik nodig, zeker in een tijd waarin ongekende stormen opsteken rond technologie en klimaat, stormen die zich vanbin- nen zomaar kunnen vertalen in angst en zorgen. Wat heb je dán aan je geloof ? Hier in Amsterdam ontmoet ik minder mensen die zich dit afvragen. Hoewel, uiteindelijk geloof ik dat de meeste mensen veel geloviger zijn dan we denken. En wat is dat eigenlijk, hè, geloof?”

Beantwoord ’m eens? En is jouw geloof door de jaren heen veranderd?
“Ja, ik ben in een vrijgemaakte zuil opgegroeid en dat heeft me gevormd. Dwars daardoorheen heb ik altijd een soort besef van Gods aanwezigheid gehad, weg van de dogma’s, en daar- mee het besef dat gelovend leven gaat over overgave, vertrouwen.”

Je schreef in een blog dat je van jongs af aan al zocht naar het schone, het ware en het goede, maar ook dat de wereld zoals jij die kende niet het hele verhaal kon zijn. Hoe zag die wereld er destijds uit en waarom kon dat niet het hele verhaal zijn?
“Er zat altijd een groot verschil tussen mijn binnenwereld en buitenwereld. Als oudste van zes kinderen had ik een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Ik deed het vwo, hoorde bij de populaire jongens. De studie technische bedrijfskunde in Enschede rolde ik goed door en ondertussen was ik preses bij mijn studentenver- eniging. Aan de buitenkant was alles dik in orde, maar vanbinnen was ik enorm onrustig. Een gevoel van onbehagen, twijfel; wat is mijn plek in deze wereld? Een existentiële honger. Om die reden las ik de halve bibliotheek leeg; hoe zit het?! Dat gevoel van ‘Is dit alles?’ zit in mijn systeem en is zowel een zegen als een vloek; die existentiële honger maakt dat geloven voor mij altijd vanzelfsprekend is geweest. Ik had niet de luxe om het als optioneel te beschouwen. Het besef van Gods aanwezigheid was de enige bodem, de enige vaste grond onder mijn voeten. Klinkt abstract, maar voor mij heel wezenlijk, want dáár begint de rust.”

Bedoel je ook dat je zonder dat geloof het leven eigenlijk niet aankon?
“Zeker, zéker. Een rode lijn die vanaf mijn studententijd door mijn leven loopt, is er één van zoeken naar grond onder mijn voeten, in een wereld waarin ik me vaak niet goed staande wist te houden.”

Kun je een moment aanwijzen waarop je God voor het eerst ervoer?
“Ja, in Rijnsburg, op vakantie – mijn ouders moesten op de kleintjes letten, dus we gingen nooit naar het buiten- land. Ik was een jaar of negen, lag in bed en zag de maan door het zolder- raam schijnen. Toen overviel mij het besef: God is er en Hij houdt van me. Het kan me nu nóg ontroeren omdat het zo écht was.”

Wat heb je van het geloof van je ouders meegekregen?
“De machine werd draaiende gehouden, zoals dat gaat in een gezin met zes kinderen. In de kerk draaide het vooral om regels, zorgen dat je in het systeem paste, in plaats van dat er nieuwsgierig gekeken werd naar wie je was. Daar zit inmiddels geen pijn meer, maar er zát wel degelijk woede; tegen het verworden van de kerk
tot een machine waarbinnen je een meedraaiend tandwieltje bent. Daarin opgroeien heeft me gevormd. Dat merkte ik in mijn zelfvertrouwen, in mijn gevoeligheid voor ‘hoe het hoort en moet’, en in mijn moeite om de liefde te vertrouwen. Dat aanvaarden is weleens stoeien geweest. Tegelijk denk ik meteen aan het plotselinge overlijden van mijn vader, zeven jaar geleden. In de studeerkamer lag z’n bijbel open bij de passage waar Paulus zegt dat alles verlies is sinds hij Christus kent – en dus de genade. Ik denk dat mijn vader met een Alpha-praatje bezig was; Alpha, een onbewaakt plekje binnen de kerkelijke machine waar hij z’n gang kon gaan. Heel bijzonder en intiem om zo midden in zijn geloofsleven te stappen, want zo vaak spraken
we daar niet over. Na zijn overlijden hoorde ik meer over hoeveel hij hierin voor anderen had betekend en kon ik werkelijk iets voelen van trots en verwantschap.”

‘Achteraf zeg ik: een crisis is écht het beste wat je kan overkomen. Als je ‘m aan durft te gaan, breekt het alles open’

Woestijnperiode
Een jaar na zijn vaders overlijden liep Jasper nogal vast. “Ik nam een sabbatical, maar voelde me zonder werk en prikkels een nobody. Voor het eerst moest ik erkennen: dit kan ik niet alleen. Toen ben ik aan de slag gegaan met Arie de Rover, counselor én goede vriend van mijn vader. Dat leverde me zóveel op aan bevrijding van mezelf en het maakte me zó dankbaar, dat ik nu psychotherapie studeer, om als counselor iets van die inzichten uit te kunnen delen. Niettemin volgde er eerst een lange woestijnperiode. Ik had jarenlang keihard gewerkt, als managementconsultant, als leider van een jonge kerk in Amsterdam en als vader van drie kinderen.”

Terwijl je vanbinnen niet oké was.
“Ja, en dat wist ik ook, maar ik wist niet hoe ik moest stoppen. Toen wérd ik gestopt. Achteraf zeg ik: een crisis is écht het beste wat je kan overkomen. Als je ’m aan durft te gaan, breekt het alles open.”

Kun je een moment aanwijzen dat je tot geloof bent gekomen?
“Vanochtend.”

Wat is er gebeurd?
“Ik stond op met een gevoel van stress vanwege werk dat wacht, vanwege onopgeloste zaken – be- zorgdheid. Elke dag sta ik zo op. Mijn vrouw Maartje niet, die staat dagelijks vrolijk op, niet met een hoofd vol gedachten.”

Zou jij minder bezorgd willen zijn?
“Ja en nee. Je kunt niks veranderen aan hoe je gevormd bent. Maar hoe je ermee om leert gaan, die unieke weg waar je met vallen en opstaan levenslang mee bezig bent, dát maakt jou tot een kunstwerk. Hoe jij en ik omgaan met die schaduwkanten in onszelf maakt ons tot uitermate boeiende wezens.”

Jasper wijst op een stapel boeken op tafel. “Ik moet elke dag Kierkegaard lezen, Eckhart Tolle, Jacques Ellul of een andere existentialist die me helpt om wákker te worden, te ontwaken uit het idee dat ik er alleen voor sta, uit mijn eigen gedachten en zorgen. Doe ik dat niet, dan verdwijn ik erin. Deze schrijvers helpen mij om te blijven geloven, menig zinnetje heb ik driedubbel onderstreept. Het is geen intellectueel gewauwel, dit éét ik. Kierkegaard schrijft ergens over Matteüs 6, over de vogels en de lelies die zich geen zorgen maken. Eerst vond ik dat maar obligaat van Jezus; hoe kan Hij dit zeggen tegen een wereld die in de fik staat?! Kierkegaard helpt me te begrijpen: de vogels en de lelies zijn mijn leermeesters, zij weten wie ze zijn en proberen niets anders te zijn dan dat. Ze leven nu, niet gisteren of morgen. Dat is ook wat Eckhart Tolle schrijft in dit boek, De kracht van het nu: het koninkrijk is nu! Precies wat Jezus ons probeerde duidelijk te maken. Dat wakker worden uit je ego vol zorgen voor morgen, dát bedoelde ik net met tot geloof komen. Tot geloof komen is voor mij steeds minder een religieus markeerpunt en steeds meer iets wat mínstens één keer per dag moet gebeuren; ontwaken uit de hardnekkige illusie van mijn ego dat ik mezelf moet redden.”

‘De vogels en de lelies zijn mijn leermeesters, zij weten wie ze zijn en proberen niets anders te zijn dan dat. Ze leven nu, niet gisteren of morgen’

Wat maakt dat je dit verbindt aan je geloofsleven, en niet enkel aan iets als karaktervorming?
“Omdat ik me bij dat wakker worden bewust word van Gods aanwezigheid. In die stolp voel ik me bedreigd en is alles reden tot zorg – daar ben ík er eigenlijk niet – maar buiten die stolp is God. Jezelf vereenzelvigen met die stolp, denken dat je je ego bént, dát is volgens mij erfzonde, en de opgave van het leven is om daar steeds weer van los te komen. Het is mijn diepe overtuiging dat je dit kunt leren. Mis- schien is dit wel wat Jezus bedoelde toen Hij zei dat we ons leven moeten verliezen om het te vinden.”

Wat is voor jou de voornaamste winst van je woestijnperiode?
“Dat ik dit doorheb! Waar ik mijn hele leven op zoek was naar een kompas, een richting, weet ik nu: dít is mijn roeping, wakker worden, elke keer opnieuw. Mijn dag is gelukt als ik op een aantal momenten zó wakker ben geworden. Of ik ooit nog een boek schrijf of een bedrijf start, is niet waar roeping in essentie op neerkomt. Mijn roeping gaat hierover: in het gevecht met mezelf steeds weer vrede stichten. Als dat lukt, heb ik een fantastische dag. En dan merk je niet eens hoe je om je heen ook vrede aan het stichten bent, onderweg, bij de kassa, terwijl je een mailtje stuurt. Dan bén je er echt, in alles wat je doet. Morgen weer een dag. Lekker, hè?!”

Maar die vrede en vreugde die je nu uitstraalt, ervaar je dus niet die hele dag?
“Nee. Want straks krijg ik een telefoontje, of kijk ik naar m’n aandelen, en schiet ik in oude reflexen. Maar die dan herkennen en je ervan losmaken, daar gaat het over.”

In een andere blog schreef je: ‘Gelovend leven betekent radicaal anders leren kijken. Als ik als gelovige zie met aardse ogen, zie ik wat iedereen ziet. De gelovige heeft te leren om in alles eerst het Koninkrijk te zoeken. Ook in hoe je kijkt. En dan door de dingen heen te kijken.’ Hoe ziet dit er bij jou in de praktijk uit?
“Ik zat op de Albert Cuyp een harinkje te eten toen mij opeens een boom opviel. Mensen liepen eraan voorbij, maar profiteerden toch van de schaduw en zuurstof. Die boom ís er gewoon, los van of-ie gezien wordt. Voor mij is dat een beeld van Gods onverstoorbare aanwezigheid in het wereldse Amsterdam. Sindsdien val- len bomen mij veel meer op, ook weer zo’n moment van wakker worden.
Iets vergelijkbaars gebeurde mij in een kloostertuin; een vriend had me uitgenodigd voor een vijfdagenretrai- te naar een klooster, fulltime stilte.” Jasper wijst naar de muur achter hem met daarop zwart-witfoto’s van zijn zoon in actie tijdens een rugbywedstrijd. “Stilte is als rugby. Het is full contact, bám! Stilte is een spannend avontuur, omdat je écht niet weet wat er kan gebeuren. Je maakt ruimte,maar voor wat eigenlijk? Ik kan me nog precies het moment herinneren dat ik in die kloostertuin zat en de stilte veranderde in Gods aanwezigheid. Hij was overal, ik was in Hem. Net als met die boom: opeens zag ik het! Ik ontdekte: de stilte is een pad dat er altijd is naar intimiteit met God. Een enorm spannend pad, dat wel, omdat je er ook je demonen tegenkomt. Je trekt je jas uit, je legt al je rollen af en dan volgt er eerst het grote niets, een leegte.”

Kortsluiting
Twee jaar geleden, vlak voor Pasen, zat Jasper aan het sterfbed van een goede vriend met kanker, Bastiaan. Daar gebeurde iets wat indringen- der was dan alle preken die hij ooit hoorde over wat Jezus aan het kruis deed. “Zijn vrouw had me gebeld dat het einde naderde, dat Bastiaan zich geestelijk wilde voorbereiden en mij daarbij nodig had. In de periode daarvoor had ik hem steeds audioberichtjes gestuurd, minipreekjes eigenlijk. Ook nu ik bij hem geroepen werd, dacht ik: er moet nog iets gebeuren voor hij kan gaan. In zijn kamer hing een kostbare stilte. Bastiaan sliep, vel over been. Na een paar minuten werd-ie wakker. Zijn uitpuilende ogen vingen mijn blik. Hij legde z’n hand, een paar botjes, op de mijne. Tot mijn ontsteltenis kroop die hand omhoog, via mijn arm, en bleef rusten op mijn wang. Toen streelde hij me. Nu ik dit vertel, voel ik weer kippenvel. Was dit niet exact wat Jezus deed? Ik deinsde haast terug van zo’n onverwachte golf van liefde; ik wist niet hoe ik het had, kreeg kortsluiting. Ik, de ‘christen’, kwam voor hem, maar nu was hij, de ‘niet-christen’, er voor mij?! Als alle woorden wegvallen en er niets overblijft dan zijn, dan voelt dat zó, enorm intiem, totaal rustig. Ik proefde ineens het leven in al z’n volheid – pal voor de dood! Weer zo’n moment van wak- ker worden dat diepe indruk maakte.”

Nieuwe kerk
“In 2005 startte een nieuwe kerk in Amersfoort. Daar gingen wij met een groep Amsterdammers naar- toe. Een inspirerende tijd waarin de herontdekking van genade centraal stond. We begonnen een vestiging in Amsterdam, en bij gebrek aan beter werd ik de pastor. Later veranderde de inspiratie van het begin steeds meer in het bouwen van een succesvolle kerk. Ik ging daar een tijdje in mee, tot ik ook op dat vlak wakker werd en er uiteindelijk mijn leiderschapsrol neerlegde. We hadden ons leven ingericht op het leiden van die kerk, dus toen de boel klapte, volgde er weer zo’n woestijnperiode. Op zich heel heilzaam; het leven is uiteindelijk leren omgaan met pijn. Je kunt nu lachen, maar zo is het wel. Ik put daar zelfs troost uit. Anders zou ik steeds enorm teleurgesteld zijn, maar dit is het leven, vriend! Het gaat er niet om dat je op het punt komt dat je geen pijn meer lijdt; dat maken we elkaar soms wijs. De vraag is: hoe vind je er je weg in?”

“Sinds mijn studententijd had ik iedere paar maanden wel een paar weken dat ik de weg kwijt was. Dan was het even zo donker dat ik niet meer wist hoe ik verder kon, soms zelfs zo erg dat ik overwoog er maar een einde aan te maken; niet omdat ik niet wilde leven, maar omdat ik zo niet kón leven. Tot mijn eigen verrassing én grote blijdschap ben ik ook daaruit wakker geworden, geschrokken, eigenlijk. Op een goeie dag tijdens een wandeling langs de Amstel zag ik ineens de waanzin van die donkerte. Dat dit gevoel van pijn een soort demoraliserende macht in mij kon worden, een verslaving die een poosje de hele tent overnam, er een hel op aarde van maakte. Wacht eens even, dacht ik vervolgens, als ik wérkelijk geloof dat Jezus kwam om ons van kwade machten te bevrijden, dan kan ik hiervan af! Jezus is gekomen om mij innerlijk vrij te maken, zodat ik ín de storm kan
slapen in de boot, hoe hard het ook stormt.”

En toen?
“Toen vroeg ik me af: hoe pak ik dat aan? Ik moest aan de AA denken, want als ze ergens weten hoe je van verslavingen afkomt, is het daar. Sindsdien ga ik af en toe naar een open meeting. Geweldig! Ik ga niet voor de alcohol, maar voor dat denken van mij dat soms zo’n eigen leven gaat leiden. Dat herkent iedereen daar. ‘I came for the drinking, but I stayed for the thinking’, zeggen ze vaak. Van iedereen daar is het ego geknakt, en dat is heerlijk. We wéten dat we het zelf niet kunnen, dat voel je in de atmosfeer. Het is ontspannen, er wordt gelachen, mensen zijn eerlijk; klinkt bijna als een goeie kerkdienst, en dat ís het eigenlijk ook. Met elkaar loop je door de beroemde twaalf stappen.
In stap 1 erken je dat je machteloos bent; we kunnen onszelf niet bevrijden van machten als alcohol en depressie. Stap 2 gaat over het besef dat er een hogere macht is met wie die bevrijding wél lukt. Als ik in die kring om me heen kijk, zie ik ge- butste, gedeukte mensen – meestal zonder enige kerkelijke achtergrond – wakker en helder uit hun ogen kijken. Nou, bij die gasten voel ik me wel thuis. Ook ik moet elke keer opnieuw wakker worden.”

——

Dit interview is van de hand van journalist Wilfred Hermans, eerder gepubliceerd in De Nieuwe Koers en hier met toestemming gepubliceerd.

Wilfred Hermans