Het is 1938, bijna een eeuw geleden, en het dorp Eibergen is in rep en roer. Evangelist Hilbrandt Boschma komt namelijk een lezing houden over Christus volgen in tijden van oorlog (had prima bij ons gepast) maar de burgemeester is bang voor staatsgevaarlijke ideeën. Boschma schrijft hem een vurige open brief. U kunt rustig gaan slapen, burgemeester.

Precies honderd jaar geleden werd de beweging Kerk en Vrede opgericht door voorgangers die verontrust waren over de steun van christenen voor bewapening. We kunnen het allemaal nalezen in een nieuw boek, Pacifisme in tijden van oorlog, vol inspirerende portretten en anekdotes. Waaronder Hilbrandt Boschma, een hervormd theoloog.
Twee dingen vallen op als je over deze mensen van het eerste uur leest. Ten eerste: ze waren pacifist, maar zeker niet naïef over geweld en al helemaal niet over de nazi’s. Volgens hen moesten kerk en overheid veel meer doen om het nazisme in te dammen.
Ten tweede: hun passie voor vrede (en geweldloos verzet) was geworteld in een radicaal geloof in het koningschap van Christus. Kerk en Vrede ademt nu een veel algemenere toon, maar die eerste mannen en vrouwen wonden er geen doekjes om: we volgen alleen Jezus, hoe dwaas dat ook is.
Eén van de pareltjes in het boek is een brief van Hilbrandt Boschma. Hij schreef in 1938 een pittige brief aan de burgemeester van Eibergen. De brief werd ook geplaatst in het Eibergsche Nieuwsblad.
Edelachtbare Heer,
Naar ik verneem is door U zorgvuldig geïnformeerd, of de rede, die ik morgenavond te Eibergen zal houden over de vraag: ‘Als het oorlog wordt, wat zal ik dan doen met Jezus?’ misschien staatsgevaarlijk zou kunnen zijn, en zijn er vanwege het bestuur van de gemeente maatregelen genomen daar politie tegenwoordig te doen zijn ten einde op te letten, of ik misschien niet een woord zou zeggen, dat voor het bestaan van de staat een gevaar zou kunnen opleveren!!
Ik kan het niet anders dan in U prijzen, Edelachtbare Heer, dat Gij, als ambtenaar van de staat, nauwlettend acht geeft op alles wat voor het bestaan en het welzijn van de staat een gevaar zou kunnen vormen. Alleen doet het me wel een beetje vreemd aan, te zien dat de Overheid nú, in dit geval, ineens zo bezorgd is voor het welzijn van de staat, terwijl zij anders gewoon is allerlei dingen maar toe te laten, die voor onze samenleving een wezenlijk en groot gevaar opleveren. Want van ‘staatsgevaarlijk’ gesproken, hebt U er wel eens over gedacht, Edelachtbare Heer, wat het voor onze samenleving inheeft, als in de tijd van de verkiezingen en daarna vergadering op vergadering wordt gehouden en duizenden en tienduizenden pamfletten worden verspreid, waarin alle middelen van opzettelijke eenzijdigheid, overdrijving, ja, pertinente leugens te baat worden genomen om de harten van de eenvoudige en onwetende mensen tegen ons staatsbestel met nameloze wrok en bitterheid te vervullen, en de duivel in hen wakker te maken? Het verwonder me zeer, U thans ineens zo bezorgd te zien, of ik mogelijk geen verkeerd zaadje zou zaaien; me dunkt, als U de tuin van het staatsleven zo netjes in orde wilt houden, dan hadden U en de andere autoriteiten wel eens wat eerder mogen wieden. Zodra U de naam van Jezus in dit verband hoort noemen, wordt U blijkbaar al door vrees bekropen, dat dat ‘kwaad kan’, maar er zijn andere namen, Edelachtbare Heer, andere geesten en strevingen, die voor de wereld een heel wat groter gevaar opleveren, dan de naam van Jezus!
Ondertussen kunt U, wat mij betreft, gerust zijn! Ik zal morgenavond ronduit tegen de mensen zeggen dat ze, als het oorlog wordt, Jezus maar moeten verloochenen. We weten allen dat Hij gezegd heeft, dat we onze vijanden moeten liefhebben, en ze niet mogen doodslaan, ja, zelfs niet eens tegen ze mogen zeggen van ‘Raka!’ Dat we, als ze ons kwaad willen doen, hen niet geweld mogen weerstaan, maar, als ons een klap in het gelaat hebben gegeven, ons nog niet eens mogen laten vervoeren tot wraak, maar ons veeleer bereid houden er ook nog een tweede klap bij te ontvangen, en als ze ons willen dwingen één mijl met hen te gaan, we vrijwillig er nog een tweede mijl bij moeten gaan – maar ik zal tot de mensen zeggen, dat dat dwaze geboden zijn, waar een christelijk volk zich niet aan hoeft te houden. Ik zal zeggen, dat, als het oorlog wordt, wij er maar op moeten slaan, oog om oog en tand om tand! Ik zal tegen de mensen zeggen, dat ze, als het oorlog wordt, als christenen maar van alle middelen gebruik moeten maken om de vijand afbreuk te doen, list, spionage, leugen, bedrog, en dat geen vernielingsmiddel hun te wreed, en geen bloed hun te veel mag zijn. En als Jezus hen daarbij in de weg treedt, en hun aan Zijn geboden herinnert, dan zal ik zeggen, dat ze Hem maar moeten verwerpen en allemaal maar zo luid mogelijk moeten schreeuwen: Weg met Hem, weg met Hem! Kruist Hem! Kruist Hem!
Nu weet U zo ongeveer tevoren, Heer Burgemeester, wat ik morgenavond zeggen zal, en ik hoop zeer, dat, terwijl wij morgenavond bij elkaar zijn, U rustig thuis zult kunnen zitten in het vertrouwen, dat er onder ons niets gebeurt, wat gevaarlijk zou kunnen zijn voor de staat, gelijk na afloop Uw politieagenten U dan ook wel zullen berichten.
Met de meeste hoogachting blijf ik, Edelachtbare Heer,
Uw dw., Hilbrandt Boschma, evangelist.
Hilbrandt Boschma
Hilbrandt leefde van 1869 tot 1954. Hij was hervormd theoloog en schrijver en hij noemde zich evangelist. Hij geloofde niet in het kapitalisme en niet in het communisme, maar alleen in Jezus, en vond vooral dat we daar geen leerstellingen over moesten maken, maar dat we hem moeten navolgen. Zonder wapens te gebruiken.