Ik moet wel dansen

Het is vrijdagmiddag, we schuiven aan bij viering in het Dominicanenklooster. Het is stil in de kerk, met een klein groepje staan we rond het altaar. De broeder staat in het midden, naast hem zit een jongen in een rolstoel. Vanwege zijn spasmen is het schaaltje met de hostie zorgvuldig vastgezet met een handdoek.

Hij straalt, dankbaar dat hij mee mag helpen bij dit bijzondere moment. We zijn op retraite in het klooster, een inclusieve retraite voor mensen met en zonder verstandelijke beperking. Een bont gezelschap, divers en veelkleurig.

Mensen met een beperking, het blijft een spannend begrip. De naamgeving voor mensen met een verstandelijke beperking heeft een hele reis gemaakt. Met dat de samenleving verandert, verandert ook de naam. Idioot, zwakzinnig, geestelijke handicap, mentale beperking… Tegenwoordig spreekt men liever over mensen met mogelijkheden. Ik weet het niet, volgens mij hebben we allemaal beperkingen en mogelijkheden.

Terug naar de kerk. De eeuwenoude woorden klinken. Neem en eet hiervan, gij allen, want dit is mijn Lichaam dat voor u gegeven wordt. De broeder breekt de hostie en reikt het aan de deelnemers. Een van hen pakt de hand van de broeder en legt hem op haar hoofd, even contact, van mens tot mens. Een jongen met autisme huppelt door de kerk met zijn vingers in zijn oren. Af en toe stopt hij en kijkt aandachtig wat er gebeurt. Per ongeluk gooit een andere deelnemer de hostie in de wijn. De broeder glimlacht, het mag er zijn.

Naast de zichtbare beperkingen zijn er ook deelnemers met onzichtbare beperkingen. Beperkingen die we vaak het liefst verborgen houden. Angst, onzekerheid, eenzaamheid. Ook voor hen wordt het brood gebroken. Voor gebroken dromen, gebroken relaties, gebroken verlangens. Het raakt mij diep, die eenheid in kwetsbaarheid. In het gezicht van de broeder zie ik het gelaat van Jezus. En ik hoor Hem zeggen, zalig zijn de armen van geest, want aan hen behoort het rijk van de hemel.

Aan het eind van de viering zegt 1 van de deelnemers tegen de broeder: “In de kerk moet ik wel dansen, want zo heeft God mij gemaakt”. De broeder glimlacht en antwoord: “Als God je gemaakt heeft om te dansen, dan moet je dansen. En ze danst die zondag, tijdens de viering voor in de kerk. Ik veeg een traantje weg, van ontroering en dankbaarheid. In ieder mens zitten mogelijkheden. En bij sommige mensen net een beetje meer.

Mariëtte