Het land van melk en honingh: slordig werk

Na een jaar reikhalzend wachten mogen we vandaag eindelijk weer meekijken op het Zeeuwse landje waar Nanning-Jan experimenteert met boerenregels uit de Bijbel. Deze keer laat hij de akkerranden staan. Misschien niet voor de weduwen en de vreemdeling, maar toch wel voor de zweefvliegen en de bosrietzangers.

Na 15 jaar waren de struiken in de heggen en singels groot genoeg voor broedvogels om veilig in te broeden.

Lees hier alle delen van deze reeks.

Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten op te heffen. Ik ben niet gekomen om ze op te heffen, maar om ze te vervullen. Want Ik verzeker jullie, eer hemel en aarde vergaan, zal er niet een punt of komma van de wet afgaan voor het allemaal gebeurd zal zijn. Wie een van die geringste geboden ontkracht en dat de mensen leert, zal de geringste genoemd worden in het koninkrijk der hemelen. Maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot genoemd worden in het koninkrijk der hemelen*. Want Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet meer betekent dan die van de schriftgeleerden en farizeeën, zul je het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan.

Uit de bergrede van Jezus: Mattheüs 5:17-20

Wanneer je de graanoogst binnenhaalt, oogst dan niet tot aan de rand van de akker en raap wat blijft liggen niet bijeen. En wanneer je bij de wijnoogst druiven plukt, loop dan niet alles nog eens na en raap niet bijeen wat op de grond is gevallen, maar laat het liggen voor de armen en de vreemdelingen. Ik ben de de HEER, jullie God.

Leviticus 19: 9-10

In dit deel van het feuilleton over het land van melk en honingh wil ik het graag hebben over een van de richtlijnen van Mozes met betrekking tot de landbouw. Het gaat om bovenstaande tekst uit het boek Leviticus. Bijbelvaste lezertjes zullen dit meteen in verband brengen met dat mooie verhaal over Boaz en Ruth. Daarin beveelt Boaz zijn personeel geen schuttingtaal te uiten in het bijzijn van deze weduwe en vreemdelinge en om expres wat halmen bij het maaien en verzamelen terloops te laten vallen. De arme Ruth werkt zich daardoor flink in het zweet, maar kan met een flinke oogst bij haar schoonmoeder thuiskomen.

Het leuke van het verhaal over Ruth en Boaz is dat het nieuwe testament er al in doorklinkt. Ten eerste is de ‘wet’ uit Leviticus een rekbaar begrip. Want wanneer begint de rand van je akker en hoe breed is die dan? Ten tweede doet Boaz er een schepje bovenop; hij laat zijn knechten slordig werken, zodat er voor de weduwe, de wees en de vluchteling meer dan genoeg blijft liggen. Een latere kleinzoon van Ruth en Boaz zal zijn volgelingen daaraan herinneren.

De gangbare praktijk zal namelijk wel anders zijn geweest. De randen van een akker lagen dicht bij de weg of langs een bosrand, greppel of beekoever. Daar zal de oudtestamentische boer dun hebben gezaaid en niet zoveel hebben gewied. Over de weg liepen allerlei mensen die het kiemende zaad platliepen en het huisvee dat met hen mee liep zal het touw naar links en naar rechts voortdurend strak hebben gehouden. De bomen en struiken wierpen hun schaduw over de rand van het veld en een beek in het Midden-Oosten kan van het ene op het andere moment veranderen in een alles meesleurende vloedgolf. Stenen, scherven en een afgevallen hoefijzer werden in de rand geflikkerd. En tussen deze artefacten en de opgeschoten dorens en distels mochten de derderangs burgers hun kostje bij elkaar zoeken.

Mijn zoon Melle met een klokgave appel uit de ‘Groninger kroon’.

Maar deze randen leverden mogelijk nog iets anders op, dat tegenwoordig Functionele Agro Biodiversiteit wordt genoemd. Omdat het gewas niet dik werd gezaaid, bleef er ruimte voor allerlei bloeiende akkerkruiden waarop weer zweefvliegen konden leven. Zweefvliegen zijn in de kleinschalige landbouw belangrijke plaagdierbestrijders. Onder de stenen en in de bermen kunnen loopkevers huizen, die ook menig plaagdier verorbert. In de bosrand broeden veel vogels die weer rupsen in de boom- of wijngaard vangen. Wanneer de stenen uit de akker tot dijkjes of zelfs muurtjes worden gebouwd, kunnen daarin slangen en hagedissen wonen die weer muizen en andere insecten eten. Kortom de randen van een akker zijn een goed thuis voor veel wilde planten en dieren en kunnen zich hierlangs verplaatsen. Wanneer er een fijnmazig netwerk van akkerranden aanwezig is, bestaat er een natuurlijke vorm van plaagdierbestrijding. Hoe ruimhartiger de boer is naar weduwe, wees en vreemdeling, des te breder hij zijn rand om zijn akker overliet. Daarmee werd tevens de oogst van zijn eigen deel beschermd tegen plaagdieren.

De randen van het veld zijn door het waterschap verbreed met flauwere oevers voor meer water- en oeverplanten.

In ‘mijn’ landje van melk en honing heb ik bij de inrichting daarvan ook rekening gehouden met permanente randen: de slootkant, de heggen en houtsingels. De fruitbomen die het dichtst bij de beplanting staan, hebben zelden of nooit een plaag ondervonden. Maar het heeft wel een tijdje geduurd om dit netwerk op te bouwen. Vogels als merel, heggenmus, koolmees, witte kwikstaart, roodborstje, bosrietzanger, winterkoninkje vangen veel insecten voor hun jongen. Alle luizen worden met hun fijne snaveltjes van de takjes geplukt en aan hun jongen gevoerd. Maar ze durfden pas na 15 jaar in de nieuwe aanplant te broeden. In de sloot kunnen kleine watersalamander en gewone pad hun eieren afzetten en hun jongen laten opgroeien. Maar na 5 droge jaren was de populatie aardig geslonken. Naaktslakken vormen op dit moment een enorme plaag, omdat ze niet (meer) worden gegeten. Verder heb ik schuilhopen gemaakt voor bunzing, wezel en hermelijn die weer van de muizen in het veld kunnen leven.

Van een dergelijk netwerk is in ons moderne strakgetrokken wei- en akkerland geen sprake meer. Alles wordt tot de laatste spriet gemaaid en afgeharkt. Gelukkig zijn er nog wel mensen die op een aardappelveld in de overhoeken waar de machine niet bij kon, deze vruchten des veld inzamelen. En het gaat ook wel eens mis. Afgelopen winter donderde er 8 ton bieten bij mij van de dijk af in de sloot. Een suikerfeest voor de ratten en fazanten!

Een kar met bieten keerde terug naar de aarde, de bestuurder kwam met de schrik vrij.

* Ik wil met bovenstaande onderwijzing niet beweren dat mijn naam groot zal zijn in het Koninkrijk der hemelen, maar mijn naam is al wel lang, nietwaar?

Nanning-Jan is zelfstandig ecoloog voor onderzoek en advies bij allerlei bouw- en sloopprojecten. Daarbij experimenteert hij op zijn hectare ‘land van melk en honing’ met de landbouwwetten van Mozes.