En wat als ze misbruik maken van je vrijgevigheid?

Zo’n twintig jaar geleden was ik altijd te vinden in het centrum van Utrecht, waar ik liedjes voor Jezus speelde op de fluit. Als straatmuzikant verdiende ik best lekker. Er waren veel daklozen en verslaafden die me kenden, en die kwamen heel vaak schooieren en bedelen. Jezus zegt: ‘Geef wie van je vraagt’, dus dat deed ik dan ook. Ik legde een tiende deel van mijn inkomsten apart, in stapeltjes muntjes die genoeg waren voor een hostel, en ik deed er een stickertje op met ‘Jezus houdt van je’.

Beeld: Justyna (@just.my.sketchbook.studio)

We moeten naar Jezus luisteren. Als hij zegt dat we geen weerstand moeten bieden tegen het kwaad, dan moeten wij luisteren. Hij zorgt zelf wel dat het goed uitwerkt. Natuurlijk maken mensen misbruik van je als je zo leeft. Dat staat al in Jesaja 59: wie wijkt van het kwaad wordt slachtoffer van uitbuiting. Dus dat hoort erbij. Ik zei nooit nee, behalve als ze meer dan één keer per dag kwamen, dat deed ik niet.

In het begin vond ik het moeilijk dat ik uitgebuit werd, maar er staat: geef als ze van u vragen. Jezus zei er niet bij ‘behalve als ze liegen’ of ‘alleen als ze niet verslaafd zijn’. Soms was tien procent van mijn inkomen van die dag genoeg, maar soms niet. Ik heb ook wel eens 100 euro verdiend, dat aan het eind van de dag weg was, onder andere omdat ik er een bijbeltje voor iemand van had gekocht.

Maar ik ging steeds meer verdienen. En er was een meisje dat het heel bont maakte. Ze bleef maar komen, ze hing altijd bij me in de buurt om misbruik van me te maken. Ze kwam met een smoes, zoals ‘ik wil geld voor een ijsje’, maar als ik dan geen geld gaf maar het ijsje bij het loket afrekende, koos ze het duurste Swirls-ijsje.

Op een dag had ik een treinkaartje voor haar gekocht, en ik had haar voor de zekerheid zelfs nog bij de trein afgeleverd, maar ja hoor – ze sprong aan de andere kant uit de coupé. Ik wist dat ze haar kaartje ging omwisselen voor geld, maar ze bleef ontkennen en smoezen vertellen. Maar ’s avonds moest ik in ‘de tunnel’ zijn om iemand te zoeken – de tunnel onder het station, daar was de hel, daar hokten alle verslaafden samen – en toen liep ik per ongeluk dit meisje tegen het lijf, helemaal stoned van de pillen, en met dure sigaretten in haar hand. Ik had haar betrapt, ze had me dus toch gewoon bestolen. Maar ze zag dat ik het zag – en na die dag heeft ze me nooit meer om geld gevraagd.

Jaren later is ze bij me in de buurt komen wonen, in een hostel. Twee jaar geleden sprak ik haar aan omdat ze ineens een kruisje droeg. Ik vroeg haar of ze tot geloof was gekomen. Ja, zei ze. Ze bedelt nog steeds. Maar ze is nu wel van Jezus. Soms bid ik voor haar, als dat nodig is. De pijn van het stukje uitbuiting is weg bij mij.

Ik probeer altijd te luisteren naar de ‘zachte stem’. Eens hoorde ik: ‘Hou nou eens een maand bij wat je zelf nodig hebt.’ Dat bleek minder te zijn dan de uitkering die ik kreeg. Dus ik kon alles weggeven wat ik buiten verdiende. Toen was het vervelende gevoel weg.

Ik ben geen straatmuzikant meer, maar de mensen op straat kennen me nog steeds. Ik zwerf nog steeds eindeloos door de stad, terwijl ik afval opraap. En dan krijg ik weer zoveel, in de vorm van statiegeld, of tassen eten uit een rondvaartboot, dat ik altijd een gigantische hoop overhoud. En dan vraag ik: Heer, wat wilt U dat ik doe? Soms kan ik het aan iemand geven, of ik reken voor iemand af bij de kassa. Maar altijd houd ik over. Dat gebeurt er als je de zachte stem van Jezus volgt, en niet zelf gaat verzinnen of het wel of niet werkt.


Dit artikel verscheen eerder in de papieren editie van Karavaan der Zotten, en wel in nummer 3: ‘Do not resist!’. Nog te bestellen zolang de voorraad strekt.

Bert

Bert is een Utrechtse zot, die zonder telefoon door het leven wandelt.