Waarom ik geen computer ga kopen

Net als bijna iedereen ben ik afhankelijk van de energiebedrijven, waar ik weinig mee op heb. Ik hoop daarom minder afhankelijk van ze te worden. In mijn werk probeer ik al zo min mogelijk afhankelijk te zijn van deze bedrijven. Als boer doe ik bijna al mijn werk met paarden. Als schrijver gebruik ik een potlood of een pen, en een stuk papier.

Wendell Berry in zijn werkkamer

Mijn vrouw typt mijn werk uit op een Royal standard typemachine, nieuw gekocht in 1956 en nog steeds in perfecte staat. Terwijl ze typt, ziet ze dingen die niet kloppen en markeert ze die met kleine vinkjes in de marge. Zij is mijn beste criticus, omdat zij mijn veelgemaakte fouten en valkuilen kent. Zij snapt ook, soms beter dan ik, wat er zou moeten staan. We hebben, zo bezien, een literair bedrijfje aan huis, dat goed en plezierig werkt. Ik zie daar niets verkeerds in.

Nu heeft een aantal mensen heeft mij al gezegd dat ik mijn werkwijze enorm zou kunnen verbeteren door een computer aan te schaffen. Mijn antwoord daarop is dat ik dat niet ga doen. Daar heb ik een aantal goede redenen voor.

De eerste reden noemde ik al aan het begin. Ik zou het vreselijk vinden als mijn werk als schrijver niet gedaan zou kunnen worden zonder een directe afhankelijkheid van steenkool uit open mijnbouw. Hoe zou ik met een goed geweten kunnen schrijven over de vernietiging van de natuur als ik daar, door te schrijven, medeplichtig aan zou zijn? Dat is voor mij ook de reden dat ik alleen overdag schrijf, zonder elektrische verlichting.

Ik heb net zo weinig op met producenten van computers als met de energie-industrie. Ik heb hun advertenties wel gezien, waarmee ze proberen worstelende of ten onder gaande boeren te verleiden te geloven dat ze hun problemen kunnen oplossen door het zoveelste dure apparaat aan te schaffen. Ik ken ook de propagandacampagnes waarin ze computers hebben gegeven aan scholen die boeken nodig hebben. De verwachting dat computers ‘in de toekomst’ net zo gewoon zullen worden als de televisie doet me niet zoveel. Ik heb geen televisie. En ik zie niet in hoe computers ons ook maar een stap dichter bij de dingen kunnen brengen die ik belangrijk vind: vrede, economische rechtvaardigheid, gezonde ecologische systemen, politieke oprechtheid, de stabiliteit van gezinnen en gemeenschappen, goed werk.

Wat zou een computer mij kosten? Meer geld dan ik me kan veroorloven, om te beginnen, en meer dan ik zou willen betalen aan mensen waar ik weinig mee op heb. Maar de kosten zouden niet alleen in geld uit te drukken zijn. Het is algemeen bekend dat technologische innovatie altijd het wegdoen van het ‘oude model’ vereist – het ‘oude model’ dat in dit geval niet alleen onze oude Royal standard betreft, maar ook mijn vrouw, mijn criticus, mijn trouwste lezer, mijn collega. Dus wat vervangen wordt (en ik denk dat dit kenmerkend is voor de huidige technologische innovaties), is niet alleen iets, maar ook iemand. Om in technologisch opzicht up-to-date te zijn als schrijver, moet ik een samenwerking opgeven die ik koester en waarvan ik afhankelijk ben.

Mijn laatste en misschien wel de beste reden waarom ik geen computer wil hebben is dat ik mezelf niet voor de gek wil houden. Ik ben niet overtuigd van de bewering – en daarom verzet ik mij er tegen – dat ik of iemand anders beter of makkelijker zou kunnen schrijven met een computer dan met een potlood. Ik zie niet in waarom ik dit niet net zo wetenschappelijk zou benaderen als ieder ander: wanneer iemand een computer heeft gebruikt om iets te schrijven dat bewijsbaar beter is dan het werk van Dante, en als het te bewijzen is dat dit komt door het gebruik van een computer, dan zal ik met meer respect over computers praten – hoewel ik er nog steeds geen zal aanschaffen.

Om mijzelf zo duidelijk te maken als ik maar kan, deel ik graag mijn uitgangspunten voor technologische innovaties in mijn eigen werk. Die zijn als volgt:

  1. Het nieuwe gereedschap moet goedkoper zijn dan dat wat het vervangt.
  2. Het moet tenminste zo kleinschalig zijn als dat wat het vervangt.
  3. Het moet duidelijk en aantoonbaar beter werken dan dat wat het vervangt.
  4. Het moet minder energie verbruiken dan dat wat het vervangt.
  5. Het moet zo mogelijk een vorm van zonne-energie gebruiken, zoals de energie van het lichaam.
  6. Het moet te repareren zijn door iemand met gewone vaardigheden, er van uit gaande dat hij of zij daarvoor het juiste gereedschap heeft.
  7. Het moet zo dicht mogelijk bij huis te koop en te repareren zijn.
  8. Het moet afkomstig zijn van een kleine winkel, waarvan de eigenaar het terug kan nemen voor onderhoud en reparatie.
  9. Het zou niets goeds moeten vervangen of verstoren dat al bestaat, waaronder de samenhang in gezinnen en gemeenschappen.

(Dit artikel werd door Wendell Berry gepubliceerd in 1987 en is voor Karavaan der Zotten vertaald door door Martine van Wolfswinkel. Het originele artikel inclusief reacties van lezers en de lezenswaardige daaropvolgende reactie van Berry is in deze PDF te lezen.)

Wendell Berry