
Terwijl ik vorig week een paar dagen weg was, opende ik nietsvermoedend mijn mail en zag een bericht van mijn vrouw: Tim Keller is overleden. Ik kreeg een brok in mijn keel. “Een geestelijke reus is ons ontvallen”, “Een van de grootste steunpilaren van de hedendaagse kerk is niet meer”, schreven de kranten. Daar is niets aan gelogen. Maar mijn gedachten gingen vooral terug naar een groen, stalen bankje waar hij, inmiddels twintig jaar geleden, naast me kwam zitten en me uitlegde wat liefde is.
Het bankje stond aan de Amstel. Ik zat daar niet van weelde, maar letterlijk met m’n handen in het haar. Ik was halverwege de twintig, had een meisje ontmoet en we waren goede vrienden geworden. Maar nu, ach en wee, was het meisje verliefd op me geworden. Wat een ellende. Het meisje was namelijk niet perfect. Dus haar gevoelens beantwoorden ging niet. Maar deze vriendschap kwijtraken zou eeuwig zonde zijn. Wat moest ik doen?
Een vriend werd mijn gejeremieer daarover zat en gaf me een stapel cassettebandjes met preken van ene Tim Keller. Eind jaren tachtig had deze man z’n koffers gepakt, verhuisde met z’n gezin naar New York City en begon daar een nieuwe kerk. Gekkenwerk, dacht iedereen. Helemaal toen hij het hele avontuur ook nog eens aftrapte met een serie preken over het huwelijk. Ben je wel helemaal lekker, zei men. Dit is Manhattan, dit interesseert mensen geen zier. Snap ik, en ik doe het toch, zei Keller. Mijn doel is om mensen te laten zien en proeven wat Gods liefde is. Maar in deze stad leeft de grootste mogelijke verwarring over wat dat precies is, liefde. En er is geen plek waar dat meer op scherp komt te staan dan het huwelijk. Een iconische serie van negen preken volgde (hier de serie in MP3 (gratis) en hier het boek Het huwelijk – Gods wijsheid over gevende liefde van jaren later).
Die preken stonden op mijn iPod. En met een glazige blik over de Amstel waar roeiende studenten aan me voorbijtrokken zonder dat ik ze zag, luisterde ik sigarettenrokend de ene preek na de andere. En werd liefdevol van dat bankje getackeld door een gereformeerde predikant met een groot kaal hoofd. Ik leerde dat ik liefde gelijkstelde met romantische gevoelens. Die had ik niet, dus had ik niet lief. Wacht even, zei Keller. Het huwelijk is geen idee van mensen, maar een instelling van God. En vanuit Hem bezien is het huwelijk in essentie een verbond, waarbinnen de liefde niet gebaseerd is op gevoel, maar op een keuze. Romantische gevoelens en allerlei vormen van aantrekkingskracht zijn een gevolg van die keuze. Maar nooit het fundament. Net zoals Gods niet houdt van mensen omdat ze zo leuk in de omgang zijn of hun boeltje op orde hebben of ooit gaan krijgen. Nee, hij houdt van ze omdat hij van ze houdt. Met liefde die je niet kunt verdienen. En dus ook niet kunt kwijtraken.
Zo ordende Keller preek na preek mijn jonge en verwarde hart. Als een kundig chirurg sneed hij mijn en Gods idee der dingen uit elkaar. En na preek 4 vielen was er zo’n bruidsschat aan kwartjes gevallen dat ik diep van binnen wist dat ik op een dag met Maartje zou gaan trouwen. En aldus geschiedde.
(Waarbij ik voor het gemak én de gemoedsrust der lezers het maandenlange tussentijdse verzet van mijn innerlijke demonen even oversla. En ook dat ik anderhalf jaar later verloofd en wel in het vliegtuig naar New York City zat om een jaar lang in de kerk van Keller rond te lopen, van hem persoonlijk les te krijgen om zo de mogelijkheden te onderzoeken om zelf een kerk te starten in Amsterdam. En dat mijn auto een wielklem kreeg toen ik bij hem thuis in Staten Island was uitgenodigd om te komen eten en zijn vrouw Kathy ontmoette die in een hoekje een heus “C.S. Lewis tempeltje” had waar de brieven hingen die Lewis haar had gestuurd met antwoorden op al haar vragen. En dat ik voortijdig terugkeerde naar Nederland, because I had to see about a girl (vrij naar Good Will Hunting) en we ons huwelijk een half jaar besloten te vervroegen. En dat er uiteindelijk zelfs een nieuwe kerk kwam in Amsterdam.)
A real Christian allows his mind to run up the sunbeam to the sun, zei C.S. Lewis ooit. Ook dat heb ik uit een preek van Keller. Een christen die het echt begrepen heeft, voelt de warmte van de zon maar laat het daar niet bij. Hij klimt de zonnestraal in om uit te komen bij de Maker van het licht, God zelf. Dát is de roeping van de christen.
Dat moment met Keller op dat groene bankje is voor mij zo’n sunbeam. Toen ik écht even vast zat was daar ineens iemand als Keller. Een vader die me gaf wat mijn eigen vader niet gelukt was. Prachtig, maar nu moet je klimmen vriend, zegt C.S. Lewis. Gehoorzaam omhoogklimmend langs de zonnestraal kijk ik naar beneden en zie mijn leven meanderen als de Amstel, met allerlei groene bankjes van verwarring en eenzaamheid langs de kant. Verder klimmend zie ik van bovenaf op al die bankjes een zonnestraal vallen. Ook al was het beneden plaatselijk nog zwaar bewolkt. Een knipoog, een aanraking, een zin uit een boek, een luisterend oor, een schop onder m’n kont of iemand die er gewoon even zat. Dunne straaltjes, en toch voor dat moment alles wat ik nodig had om weer door te kunnen. Ik klim verder, en kom uit bij de bron. De Vader die me liefdevol en grijnzend aankijkt en zegt: ik zei toch dat ik je niet in de steek zou laten.
Dat is mijn vreugde bij het overlijden van Tim Keller. Dat God ons omgeeft met vaders en moeders. Juist in tijden van crisis. Of we het nu zien of niet. Gebrekkige en gerafelde sunbeams, maar stuk voor stuk verwijzend naar de volmaakte Vader die beloofd heeft dat Hij aan zal schuiven. Hoeveel groene bankjes er ook nog gaan komen.
Jasper studeert aan de Academie voor Psychotherapie, heeft in Amsterdam zijn eigen praktijk en speelt tot zijn spijt geen rugby.