Lees hier deel 1 van dit drieluik
Als het gaat om geweld, dan moeten we volgens Ellul eerst realistisch zijn. Realisme betekent dat we een duidelijk idee hebben waar we over spreken wanneer het gaat om geweld. We moeten weten wat het karakter is van geweld om te weten wat de realistische omgang daarmee is. Hierbij put Ellul uit zijn eigen ervaring in het Verzet, waarin hij een rol heeft gespeeld in gewelddadige handelingen. Daarbij merkt hij op. ‘Hierin ontbreekt hij bij mijn medechristenen niet aan goede wil of liefde, noch aan bezorgdheid voor rechtvaardigheid of toewijding, noch aan enthousiasme of de bereidheid om offers te brengen – geen van deze dingen, wat ontbreekt is realisme.’ (83)

Als we realistisch willen zijn over geweld, dan moeten we allereerst constateren dat geweld overal en altijd aanwezig is. Zelfs waar mensen doen alsof zij leven in een maatschappij zonder geweld. Elke staat is gefundeerd op geweld en kan zichzelf niet anders in stand houden dan door het gebruik van geweld.
Ellul wil geen onderscheid maken tussen de macht die een staat uitoefent als legitiem geweld en ander geweld. Want wat maakt een staat legitiem? Uiteindelijk slechts het feit dat andere staten die staat of regering erkennen. (84)
Geweld is ook breder dan fysiek geweld. Economische relaties en verhoudingen tussen klassen of verschillende bevolkingsgroepen kunnen net zo goed vormen van geweld zijn. Waar de ene groep macht uitoefent op een andere groep die daar niet onderuit kan, daar is sprake van een vorm van geweld.
Geweld is niet alleen universeel, het behoort tot de orde van de noodzakelijkheid. ‘Geweld zelf is niet iets noodzakelijks, maar iemand of een groep die geweld gebruikt behoort tot de orde van de noodzakelijkheid. Die is niet meer onafhankelijk, maar is onderdeel van een systeem met eigen wetmatigheden.’ (91)
Juist de theologen die geweld rechtvaardigden als noodzakelijk voor de revolutie, benadrukken het dat mensen soms geen andere middelen hebben. Als je onderdrukt wordt, dan is er niet eenvoudig een dialoog met de onderdrukker mogelijk. Ja, zegt Ellul, dat klopt, maar als je die weg van geweld dan gaat, dan wordt je onderdeel van dat systeem van geweld. Je bent niet meer vrij, maar je gaat een systeem in van noodzakelijkheden.
Wetten van geweld
Vanuit die ‘realistische kijk op geweld’ beschrijft Ellul vijf wetmatigheden waar geweld aan voldoet. Als geweld immers behoort tot de orde of tot het systeem van de noodzakelijkheid, dan impliceert dat een zekere wetmatigheid. Geweld volgt volgens zijn analyse de volgende vijf wetten:
– De eerste wet van geweld is continuïteit. Zodra je geweld gaat gebruiken kom je er niet meer vanaf. Geweld is vaak de makkelijkste manier om een bepaald doel te bereiken, door tegenstanders te onderdrukken of uit de weg te ruimen. Zodra je het één keer gebruikt is het verleidelijk om dit te blijven doen. (94) De revolutionairen die geweld gebruiken om de bestaande orde omver te werpen, blijven het vervolgens gebruiken als zij aan de macht zijn.
– De tweede wet van geweld is reciprociteit, wederkerigheid. Geweld creëert geweld, verwekt en reproduceert geweld. Het geweld van de kolonialisten creëert het geweld van antikolonialisten, wat op zijn beurt het geweld van de kolonialisten overtreft. De overwinning brengt ook niet enige vorm van vrijheid. Altijd splitst de overwinnende kant zich op in clans die het geweld voort blijven zetten. (95) Wie zich, op welke manier dan ook, inlaat met geweld moet dus goed beseffen dat hij een wederkerig soort relatie aangaat die mogelijk oneindig vernieuwd zal worden. Geweld zet mensen gevangen in een vicieuze cirkel die niet doorbroken kan worden met menselijke middelen. (96)
– De derde wet van geweld is gelijkheid. Het is onmogelijk om onderscheid te maken tussen gerechtvaardigd en ongerechtvaardigd geweld, tussen geweld dat bevrijdt en geweld dat mensen tot slaaf maakt. (97) Hier noemt Ellul een lange lijst van vormen van geweld. Het gaat niet slechts om fysiek geweld van soldaten, politie of revolutionairen. Economisch geweld door oneerlijke verhoudingen zijn net zo goed geweld. Psychologisch geweld is zelfs ernstiger dan fysiek geweld, omdat het de menselijke waardigheid van de ander aantast. Je kan ook niet een beetje geweld gebruiken, want zodra dat beetje niet het beoogde effect oplevert, wanneer stop je dan? In de strijd wordt alles ingezet voor de overwinning en zijn er geen grenzen meer. Wanneer je het voor jezelf toestaat om geweld te gebruiken, moet je het ook voor de ander toestaan. Een demonstrant kan volgens Ellul ook niet klagen over politiegeweld als hij zelf geweld gebruikt. (99)
– Geweld veroorzaakt geweld en niets anders, dat is de vierde wet. Geweld als methode is bij uitstek leugenachtig. Er worden fantastische doelen beloofd met het gebruik van maar een beetje geweld. ‘Je kan geen omelet maken zonder wat eieren te breken.’ Maar elke staat die gesticht is op geweld, zet dat geweld voort. Omdat juist de hardste en kwaadaardigste personen aan de macht komen en niet de meest rechtvaardige.
– Tot slot, de vijfde wet van geweld is dit: de man die geweld gebruikt probeert dit en zichzelf altijd te rechtvaardigen. (103) Zelfs de grootste dictators geven redenen om geweld te gebruiken, ze zeggen altijd dat ze daarmee hogere doelen nastreven en dat geweld een tijdelijk en noodzakelijk kwaad is. Geweld gaat altijd gepaard met haat en juist die haat wordt mede gerechtvaardigd. De haat is nodig om mensen te motiveren tot geweld, voor de revolutie de klassenstrijd of welke strijd dan ook. De ander is een racist, een nazi, een onderdrukker of de elite die ons op slinkse wijze onder de duim houdt. En tegen zo’n ander die niet in de eerste plaats een mens is, is geweld gerechtvaardigd.
Met zijn betoog om realistisch over geweld te denken, wil Ellul zich vooral verzetten tegen verschillende soorten idealisme die hij ziet ten opzichte van geweld.
Naast het revolutionair idealisme is er bijvoorbeeld een ‘genereus idealisme’. Het geweld is niet zo erg, het is slechts een fase, het dient een hoger doel. Geweld van de eigen partij of van de ander wordt gebagatelliseerd. Zo waren er voor de tweede wereldoorlog in Frankrijk veel sympathisanten van de Nazi’s, die immers opkwamen voor onder andere het onrecht dat de Sudeten Duitsers aangedaan was. En door communisten werd het geweld van communistische landen geïdealiseerd.
Een andere soort idealisme is het pacifistische van bijvoorbeeld de hippies. ‘Zij beseffen niet dat de realiteit van deze samenleving – een gewelddadige samenleving, toegewijd aan technologie en productie-consumptie – de basis is voor hun eigen bestaan. Ze zijn een supplement van die zelfde samenleving – de bloem op haar hoed, haar lied, haar versiering, haar vuurwerk show, haar champagnekurk.’ (120) Zij kunnen slechts bestaan door de orde en de luxe van de technische samenleving waarin ze leven en die ze tegelijk verwerpen. In een andere tijd of een armer land zouden ze moeten werken of anders omkomen van de honger.
Tot slot waarschuwt Ellul hier voor een christelijk idealisme die teveel hoop heeft in de goedheid van de mens. Daarin moet de mens zelf uiteindelijk het koninkrijk van God dichterbij brengen, waarbij de mensheid zelf volwassen genoeg is om het goede te doen. Dit leidt tot mensen die zich vol willen inzetten voor ‘de goede zaak’ en een naïviteit over de middelen die daarvoor gebruikt worden, inclusief geweld.
Is Ellul hierin nu realistisch of is hij gewoon pessimistisch? Er zijn toch ook gevallen waarin het nodig was om geweld te gebruiken? Bijvoorbeeld bij het verslaan van Nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog. En daarna is er een lange periode van vrede geweest in Europa. Is dat niet een voorbeeld waarin geweld niet alleen tot meer geweld leidde, maar echt iets goeds voortbracht?
De tegenvraag zou zijn: Wat is de bron van die vrede en samenwerking in Europa? Er was geweld nodig om Duitsland te verslaan. Het effect van dat geweld was niet direct een vreedzame en verzoende samenleving. Het geweld van de geallieerden was niet perse ‘zuiverder’ dan dat van de Nazi’s, met massale bombardementen van steden, twee atoombommen en ander geweld tegen burgers. Na de oorlog was er eerst een stevige afrekening met iedereen die had samengewerkt met de Duitsers en misschien in Frankrijk nog wel meer dan in Nederland. Direct gevolg van de oorlog en het geweld was een hele periode van onderling wantrouwen en vaak zelfs haat richting Duitsers in gebieden die bezet waren. Indirect gevolg van de oorlog was de wapenwedloop tussen het Westen en de Sovjet-Unie.
In de Europese samenleving zelf waren echter ook andere bronnen aanwezig die mensen langzaam maar zeker inspireerden tot vrede en samenwerking. Het geweld van beide zijden bracht alleen maar tegengeweld of blijvende haat en angst voor nieuwe vijanden. Pas vele jaren later kwam er toenadering tussen verschillende Europese landen. Het is dus denk ik niet te zeggen dat het geweld iets goeds heeft voortgebracht. Ik zou eerder zeggen dat er naast en ondanks het geweld en de haat wegen naar verzoening waren.
Kijk je naar recente conflicten in deze wereld dan zie je dat echte vrede en verzoening vaak lang op zich laten wachten. Waar één partij een duidelijke winnaar is van een conflict, daar worden andere groepen vaak lange tijd onderdrukt. Bij een buitenlandse interventie zoals in Afghanistan of Irak, ontstaat er bij het vertrek van de buitenlandse troepen een machtsvacuüm waarin rivaliserende groepen strijden om de macht. Een vrede waarbij recht gedaan wordt aan de verschillende partijen die er in een land zijn is moeilijk te bewerken. En ik denk dat Ellul gelijk heeft dat dit nooit bewerkt wordt door het gebruik van geweld. Het kan dat er naast geweld om een dictator te verdrijven heel sterk wordt ingezet op andere middelen om vrede te krijgen. Maar dan moet je eerlijk zijn en zeggen dat geweld hoort bij de orde van de noodzakelijkheid. Vanuit die orde is het begrijpelijk dat mensen of staten het gebruiken, maar niet te rechtvaardigen. Waarbij we in het westen wel iets minder naïef moeten zijn over wat zo’n interventie echt oplevert.
Bij een oproep tot pacifisme moet je echter ook de nodige vragen stellen. Er zijn voorbeelden van mensen die op een geweldloze manier grote veranderingen hebben gebracht. Namen als Martin Luther King en Mahatma Gandhi worden dan genoemd. In hoeverre kan wat zij deden echter worden toegepast in andere omstandigheden? Hun pacifisme had een profetische stem, maar die stem moest wel erkend worden door de machten die ze tegenover zich hadden. Zou een pacifistische beweging in een bezet Oekraïne hetzelfde opleveren? Dat betwijfel ik als ik zie hoe in Rusland hardhandig een einde wordt gemaakt aan vreedzame protesten.
Pacifist zijn is makkelijk als anderen de grens voor jou bewaken. Daarbij is het belangrijk om geen onderscheid te maken tussen verschillende vormen van geweld. De hippie kan pacifist zijn, maar is tegelijk onderdeel van onze consumptiemaatschappij. Een maatschappij die gebaseerd is op een ongelijkheid die een vorm is van geweld. Een maatschappij waar mensen aan de andere kant van de wereld voor een hongerloon spullen produceren voor het Westen. Een maatschappij die dictators bevriend houdt vanwege olie of aardgas en die vluchtelingen desnoods met geweld wil tegenhouden om niet van haar rijkdom te willen delen.
Het gebruik van geweld is naar wereldse maatstaven nodig om de huidige orde te handhaven. Christenen moeten niet naïef zijn in hun pacifisme, ze moeten allereerst beseffen hoezeer ze zelf deel uitmaken van een wereld waarin verschillende vormen van geweld heel normaal gevonden worden. En men moet niet naïef zijn over wat geweld is en hoe ver het doorwerkt in de samenleving. Het gebruik van geweld in welke vorm dan ook moet nooit gerechtvaardigd worden vanuit het idee dat het doel de middelen wel heiligt. In plaats daarvan heeft de christen een heel eigen strijd te voeren in deze wereld, daar zal het derde deel verder op ingaan.