God is er. Maar het wonderlijke is – als niemand expressie aan Hem geeft, is hij er ook niet.

Hij is alomtegenwoordig, zoals de zon er altijd is – onafhankelijk van bewolking in de lucht, dan wel in het hart van de mens.
Maar als we met elkaar besluiten om nooit meer over God te praten, verdwijnt Hij in zekere zin van de aardbodem. Als er nooit gaten in de bewolking verschijnen, houdt de zon ergens op te bestaan in ons ondermaanse.
Ziedaar een merkwaardige paradox. God is almachtig, maar heeft zijn aanwezigheid niet eenzijdig veilig gesteld door als een dictator een standbeeld van 666 meter in Amsterdam neer te zetten.
Integendeel, Hij heeft zijn aanwezigheid op een radicale manier verbonden met onze expressie ervan. Hoe kwetsbaar, want op een bepaalde manier afhankelijk van ons – rammelende en gebrekkige mensen.
Als wij Hem afschilderen als een Boze Moralist, is hij dat. Als wij Hem neerzetten als een amechtig (wanneer heb ik dat woord voor het laatst gebruikt) kijkend jongetje in de armen van Maria, is hij dat. Als C.S. Lewis Aslan schept – goed en gevaarlijk – dan is God dat.
Persoonlijk vind ik het een wat riskante aanpak, maar goed, ik ga er verder niet over.
Ondertussen is God nog steeds soeverein. Stopt uiteindelijk de tijd en zal de zon definitief door de bewolking heen breken, of wij daar nu een rol in willen spelen of niet.
Maar zolang er tijd is, is onze expressie (niet de wereldse zelf-expressie, maar het hemelse uitdrukking geven aan de hoop die in ons is) van het aller-, allergrootste belang. Muziek, preken, poëzie, literatuur, films: expressies die wolken aan de kant schuiven en mensen helpen om te zien en te ervaren Wie er altijd al aanwezig was.
Of koffie drinken met iemand in de straat waar niemand belangstelling voor heeft – dat zou nog wel eens de grootste expressie kunnen zijn.
Deze column verscheen eerder op jaspervanderkolk.nl
Jasper studeert aan de Academie voor Psychotherapie, heeft in Amsterdam zijn eigen praktijk en speelt tot zijn spijt geen rugby.