Een land van ketters

Een kadootje vandaag: een kerstcolumn uit de New York Times over het christendom in Amerika. Amerika is een land van ketters, zegt Ross Douthat – maar wanneer wordt ketterij een nieuw geloof?

De schrijver geeft een interessant overzicht van het religieuze landschap in Amerika. Wij zijn natuurlijk al veel verder ontkerkelijkt hier, in West-Europa, maar door de context van Amerika ontstaan daar wel weer stromingen die hier later voet aan de grond gaan krijgen.

Dat is niet per se vrolijk (waar je het christendom loslaat komen andere goden snel bovendrijven) maar het leert ons een goede les: laten we nooit onze hoop stellen op meerderheden. Het Koninkrijk van God raast door de wereld via minderheden, via marges, via onderstromen, dwars door verbanden en meerderheden heen. Dwars door ontwikkelingen en trends heen – en daarom is de laatste zin van deze column ook zo mooi.

De Amerikanisering van religie

The New York Times, 21 december 2022

Ross Douthat

In september kwam het Pew Research Center met vier toekomstscenario’s voor religie in de Verenigde Staten, gebaseerd op verschillende schattingen van geloofsafval en -aanwas in het land.

In de jaren zeventig en tachtig hing het christelijke aandeel in de bevolking nog rond de 90 procent. In drie van de vier projecties duikt dat onder de 50 procent binnen de komende vijf decennia. In twee scenario’s wordt dat punt nog sneller bereikt, rond 2040 ergens, en daalt nog verder.

Dit zou een historische transitie betekenen. Maar wat voor transitie? Naar een werkelijk seculier Amerika, met ‘Imagine there’s no heaven’ van John Lennon als het volkslied? Of naar een maatschappij die overloopt van geremixte vormen van spiritualiteit die allemaal concurreren om de aandacht van uitgetreden katholieken, voormalige methodisten en ongelukkig-onkerkelijken?

Tien jaar geleden schreef ik Bad Religion: How We Became a Nation of Heretics, met daarin een interpretatie van de religieuze veranderingen in ons land die sinds de jaren zestig zorgden voor een scherpe afname van instititueel geloof. Het leek me goed om deze conclusie nog een keer te bekijken om te zien of het ons inzicht biedt in onze nog verder ontkerstende maatschappij.

Wat mijn boek poneerde was dat ‘secularisatie’ niet een nuttig etiket was voor wat er gebeurde. Integendeel, schreef ik, de Amerikaanse cultuur lijkt nog altijd ‘bezeten van God’ – nog altijd gefascineerd door de figuur van Jezus van Nazareth, nog steeds op zoek naar goddelijke gunst en transcendentie. Maar deze interesses en obsessies worden steeds minder gekanaliseerd door kerken, protestants of katholiek, die nog een verbinding hebben met historische christelijke orthodoxieën. In plaats daarvan heeft onze nationale neiging tot ketterij – tot gepersonaliseerde versies van de christelijke leer, Amerikaanse updates van het evangelie – eindelijk haar overwinning behaald op oudere christelijke instituties en tradities.

Het resultaat is een religieus landschap dat wordt gedomineerd door populaire christelijke ideeën die ‘krankzinnig geworden zijn’, zoals G.K. Chesterton eens zei, ‘omdat ze elkaar kwijt zijn geraakt en in hun eentje ronddwalen’. Dit Amerika heeft een kerk van zelf-liefde, met profeten zoals Oprah Winfrey met een evangelie van het goddelijke zelf, een ‘God in Jezelf’-spiritualiteit die egoïsme tot deugd dreigt te verheffen. Het heeft een welvaartskerk, met bisschoppen zoals Joel Osteen die beweren dat God niets anders wil voor zijn uitverkorenen dan Amerikaanse welvaart en kapitalistisch succes. En het heeft politieke kerken, die redding door politiek activisme preken – van christelijke nationalisme op rechts, soms messiaans en apocalyptisch, tot progressief utopianisme op links, dat ervan overtuigd is dat de geschiedenis onvermijdelijk hun kant op buigt.

Deze ketterijen, schreef ik, zijn voor het begrip van de ware invloed van religie in Amerika belangrijker dan alles wat voortkomt uit de Rooms-Katholieke Kerk of de Southern Baptist Convention. Je leert meer van onze spirituele situatie door De Da Vinci Code, Eat, Pray, Love en Your Best Life Now dan door een of andere pauselijke encycliek (of juist een atheïstisch betoog, als je wilt). Je ziet meer van de voortdurende, maar vervormde christelijke invloed in de hymnes van will.i.am voor Barack Obama in 2008, of in de rechtse opwekkingsbijeenkomsten van Glenn Beck een paar jaar later, dan in wat voor autoriteit het Nieuwe Testament of de Apostolische Geloofsbelijdenis nog heeft.

Dat was mijn punt in 2012. Houdt dit nog, tien jaar later?

In sommige opzichten duidelijk wel. Zie het opmerkelijke fenomeen Donald Trump, een ogenschijnlijke heiden die op de een of andere manier het leiderschap heeft weten te grijpen van de religieuzere politieke partij in het land. En vervolgens door het ferventere deel van zijn aanhang wordt behandeld als soort van gezalfde koning.

Trumps opkomst getuigde van de kracht van de belangrijkste ketterijen op rechts – welvaartstheologie, zelfhulpreligie en een militant christelijk nationalisme. En veelzeggend: de belangrijkste institutionele verbinding van Turmp met het christendom was zijn deelname, ooit, aan de kerk van Norman Vincent Peale in Manhattan, in de tijd dat die de beroemde goeroe was van spirituele zelfverwerkelijking en van het ‘positieve denken’.

Als celebrity zakenman en verkoper bleek hij de natuurlijke held te zijn van de rechtse flank onder de erfgenamen van Peale, met vrienden uit het rijk van celebrity voorgangers en welvaartspredikers. Tegelijkertijd, als tribuun van Amerikaanse grootsheid, sprak hij uiteindelijk het meer nationalistische deel van het evangelicalisme aan – inclusief stemmers die zich eerder identificeerden met het christendom als teken van ‘Amerikaansheid’ dan dat ze werkelijk naar de kerk gaan.

Toen Paula White-Cain, een tv-pastor en zelfhulpauteur, in 2016 naar voren kwam als vooraanstaande geestelijke adviseur voor Trump, tweette Russell Moore, leider van de Southern Baptist Church, dat White ‘een charlatan is en een ketter voor elke orthodoxe christen, wat welke stam dan ook’. Als we dit zien als tegenstelling tussen orthodoxie en ketterij, dan suggereert het Trumptijdperk dat ketterij de sterkste van de twee was: White deed de voorbede bij de beëdiging en Moore werd de kop van jut voor Southern Baptists voor zijn anti-Trump-houding. En het idee dat christelijk conservatisme morele of theologische standaarden zou hebben voor haar leiders verdween van tafel.

Terwijl het trumpisme mogelijk werd door ketterijen op rechts, werd het liberalisme in deze tijd besmet met ketterij in een mate die ik zelfs niet had zien aankomen. Het idee van woke had nog geen plek in Bad Religion, dat uitkwam voordat het campusactivisme aanzwol, voor Black Lives Matter en #MeToo en het tijdperk van diversiteit-gelijkheid-inclusie. Maar de ‘Great Awokening’ is een perfect voorbeeld van christelijke spirituele energie die is losgezongen van orthodox geloof – een versie van protestant opwekkingsgeloof zonder protestantse dogma’s, maar wel met een zendingsijver, een retoriek van bekering, schuldbelijdenis en morele vernieuwing, en met een soms uitzinnige neiging om alles uit te drijven wat kwaad en onrein is.

Sociale gerechtigheid heeft natuurlijk veel invloeden. Maar ten dele moeten we het begrijpen als geestelijke erfgenaam van de Puriteinen, die het centrum van de puriteinse macht bezet (de oude protestantse bastions van de elite-universiteiten en het establishment aan de noord-oostkust) en de oude geest van morele perfectie toepast op een nieuwe set kwesties en eisen.

Dus zowel op rechts en links lijkt het nog steeds bruikbaar om Amerika te zien als natie van ketters. Maar dan komt de vraag, en dat is de uitdaging voor mijn stelling, hoe ver de neergang van het christendom kan gaan voordat een term zoals ‘ketterij’ analytisch niet meer bruikbaar is. Want op enig punt, neem ik aan, wordt de invloed van het christendom slechts historisch en moet je de experimenteerders de eer geven dat ze eigen religieuze grond hebben bereikt.

Een kern van christelijke praktijk en geloof in dit land lijkt relatief stevig. Maar het idee van een ‘naties van ketters’ gaat ervan uit dat veel Amerikanen losse banden met het christendom hebben – die kerkelijk zijn met Kerstmis en Pasen, mensen die in elk geval enig idee van de geloofsinhoud hebben meegekregen. Dit is nu de groep die verder is afgedreven in de afgelopen jaren, met als resultaat steeds zwakkere banden tussen het christendom en zijn mogelijke rivalen of opvolgers.

Terwijl wokeness een variant is van het protestantse sociale evangelie, is het duidelijk de meest ontkerstende tot op heden. Het is blij met steun vanuit kerken, maar zijn eigen spiritualiteit zal waarschijnlijk meer gaan halen uit inheemse, voor-christelijke geloven.

Een opvallende ontwikkeling in het trumptijdperk is de opkomst van een zelfbewust post-christelijk rechts – een nietzscheaanse of neopaganistische stroming, meer heel online dan politiek belangrijk, maar desalniettemin een onchristelijke nieuwigheid, en geen vriendelijke.

In de religieuze jeugdcultuur, tenslotte, via social media-trends die tien jaar geleden nog in de kinderschoenen stonden, experimenteren veel meer Amerikanen met expliciet post-christelijke ideeën en invloeden: astrologie, hekserij, spiritualisme, hallucinaties.

Toen ik bezig was met Bad Religion was er nog steeds interesse in de verschillende onderzoeken naar de ‘historische Jezus’, de academische onderzoeken die beloofden dat ze een Jezus zouden opleveren die beter pasten bij de geestelijke aannames van de laatmoderne Verenigde Staten. Het voelde alsof er een sterke culturele prikkel bestond om een bepaalde versie van de Nazarener toe te eigenen – zoals ook Dan Brown deed in The Da Vinci Code – voor je eigen spirituele project, om de zegen van Jezus te krijgen voor het verlaten van de christelijke orthodoxie.

Maar nu is mijn indruk dat Jezus zelf cultureel minder centraal staat, minder nodig voor religieuze ondernemers – alsof Amerikanen zich nu gaan begeven in post-christelijke ontdekkingsreizen en zijn zegen niet willen of nodig hebben. Die verschuiving vertelt ons niet precies waar ze heengaan. Maar voor nu is het genoeg om te zeggen dat het label ‘postchristelijk’ beter past bij de huidige trend in de Amerikaanse spiritualiteit dan tien jaar geleden.

Zo’n soort verschuiving wijst echter net zo goed op de onvoorspelbaarheid van de religieuze toekomst als op de onvermijdelijkheid. Het Pewrapport ziet, opmerkelijk genoeg, een hypothetisch ‘status quo’ scenario – waarbij niemand van geloof verandert – als scenario dat het beste is voor het christendom in Amerika. Het heeft geen scenario waarin christelijke groei terugkeert, waarin meer Amerikanen christen zijn in 2050 dan vandaag.

Ik verwacht van sociaalwetenschappers niet dat ze zo’n ommekeer voorzien. Maar Advent en Kerstmis gaan niet over gestage ontwikkelingen en trends. Ze gaan over breuklijnen, vernieuwing, wedergeboorte. Dat is wat het Amerikaanse christendom nu nodig heeft – nu net als altijd, nu net als in die eerste dagen toen zijn hele toekomst lag vervat in het mysterie en de kwetsbaarheid van een moeder en een kind.

Vrolijk kerstfeest.

Frank Mulder is schrijver en publiceert onder andere in weekblad De Groene Amsterdammer. Hij woont in een woongemeenschap in de Utrechtse wijk Overvecht met zijn gezin, samen met mensen uit alle hoeken en gaten van de wereld.