Drie maanden zonder geld hebben me geleerd dat een andere manier van leven mogelijk is. Maar hoe precies, dat vind ik nog steeds moeilijk. En daarom ga ik maar eens op bezoek bij de franciscanen.

Lees hier deel 1 en deel 2 en deel 3 over Jannes, die drie maanden zonder geld het land doorkruiste, drie maanden lang.
Door de heg zien we de contouren van een habijt. ‘Ach‘, zegt broeder Benedetto Ressa (37). ‘Zuster Johanna.‘ Ze heeft een zonnebloem en een ansichtkaart bij zich. Een innige omhelzing volgt, te midden van de appel-, peren- en notenbomen in de kloostertuin van Megen, het stadje waar de franciscanen in 1645 aankwamen. Tot op de dag van vandaag zijn er zowel broeders als zusters gehuisvest.
We waren in de tuin gaan wandelen en Benedetto had verteld over de behandeling van een ernstige ziekte. Zuster Johanna Schuts (46) is, om hem steun te betuigen, langsgekomen vanuit het clarissenklooster een steenworp verderop, hoewel ze net hun stilteweek hebben, waarin ze geen gasten ontvangen en veelal in het klooster blijven. Zij en Benedetto behoren tot de jonge garde volgelingen van Franciscus van Assisi.
Deze flamboyante Italiaan, zoon van een textielbaron, leefde in de twaalfde eeuw na Christus en deed alles wat God verboden had, totdat hij de ruimte van Gods barmhartigheid leerde kennen en al zijn rijkdommen – en die van zijn vader – weggaf aan de armen. Sindsdien leefde hij zonder bezit en zonder geld, om dichter bij de minder bedeelde te komen. Hij sprak van ‘de verhevenheid van de allerhoogste armoede’.
Franciscus zou een van de belangrijkste denkers van het christendom worden. Ook Benedetto raakte geïnspireerd. In Amsterdam organiseerde hij etentjes voor daklozen in het Italiaanse restaurant van zijn ouders. ‘De buren gingen klagen. Het stonk achteraf naar urine.‘
Toen hij zich rond zijn dertigste opgaf voor het klooster, had hij verwacht als een moderne Franciscus de omgeving af te gaan, op zoek naar armen die geholpen konden worden. ‘Maar hier in Megen zijn geen daklozen. Wel armen van geest. Toen ik in de wijkverpleging ging werken‘, zegt de voormalig violist, ‘kwam ik de eenzaamheid tegen. Ik spoorde de anderen aan: ‘‘Broeders, ontzettend veel mensen zijn alleen. Dat is óók onze roeping’’.‘
Geld
De heilige Franciscus, zoals men in Megen hem steevast noemt, introduceerde een belangrijk verbod voor zijn reizende metgezellen: ‘Een broeder, waar hij ook is of waar hij ook gaat, mag op geen enkele wijze geld of munten meenemen, ontvangen of laten ontvangen, niet voor kleren of boeken en niet als loon voor een karwei, kortom, in geen enkel geval, behalve bij duidelijke nood van zieke broeders’, zo staat in de leefregel uit 1221.
Niemand wil ‘voor zoiets waardeloos het koninkrijk der hemelen verliezen’, staat erbij.
‘In onze tijd is geld onzichtbaar, makkelijk op te potten, fictief geschapen‘, zegt Theo van Adrichem, leider van de franciscanen in Nederland en Vlaanderen. ‘Franciscus voelde aan: met geld begeef je je in een gevaarlijke wereld.‘
Aspergesoep
Nadat ik drie maanden zonder geld en bezit heb rondgetrokken, ben ik benieuwd naar de leefwereld van Franciscus en zijn volgelingen. Hoe doen ze dat hier, leven zonder bezit en zonder geld?
In Megen gebeurt veel gezamenlijk: de maaltijden, koffie- en theemomenten en een ochtend-, middag- en avondgebed in de kapel. Vandaag is er tussen de middag spinazie, ei en slavink. Een dag dag later aspergesoep en gehaktschotel. Op de kamer liggen handdoeken en boekjes. Bezoekers nemen hun eigen beddengoed mee of kunnen een ‘lakenpakket’ aanschaffen voor zeven euro, bovenop de prijs van veertig euro per nacht. Bij het ontbijt is katenspek, kaas, hagelslag, pindakaas en gestampte muisjes.
Aan tafel is ruimte voor lichtheid en humor, voor anekdotes van een broeder die in de Braziliaanse sloppenwijken heeft gewerkt, en voor een update over de gezamenlijke autoverzekering.
Franciscus verbood de broeders nog om huizen te bouwen. De eerste kloosters die toch zouden verrijzen, alsook een ziekenhuis, kwam hij hoogstpersoonlijk afbreken. Dan gooide hij de pannen van het dak.
Wat zou er gebeuren als Franciscus vandaag een bezoekje brengt aan Megen? ‘Nou, we zouden hem beletten de pannen van het dak te gooien‘, grapt Loek Bosch, de overste van het klooster. Franciscus zou zijn eigen ontwikkeling hebben meegemaakt, denkt hij. Je hoeft hem ook niet precies te imiteren, zegt hoogleraar Willem Marie Speelman, verbonden aan Tilburg University, in een telefonisch gesprek. ‘Franciscus zei ooit tegen een van zijn metgezellen, broeder Leo: ‘‘Als jij een betere manier weet om de Heer te volgen, doe dat dan’’.‘
Franciscanen leven in de geest van Franciscus. Waar hij opschreef dat je geen paard mag rijden, bedoelde hij: wees niet zo verheven als een ridder, maar kom te voet. Sommige franciscanen gebruiken daarom geen auto. In Megen doen ze dat wel, omdat het slecht bereikbaar is met het openbaar vervoer, hoewel Van Adrichem alles te fiets doet.
Al jaren worstelt de beweging met de precieze navolging van hun inspirator. Oudere broeders weten nog dat ze een bonnensysteem hadden bedacht voor de trein. Een kaartje kopen zou indruisen tegen Franciscus’ regel over geld. ‘Eens in de zoveel tijd werden die bonnen afbetaald. Maar de Spoorwegen brachten die administratie ook in rekening. Toen zijn we maar gestopt.‘ Vroeger stond in de kantlijn van boeken die franciscanen bij zich hadden ‘in usu’ geschreven, Latijn voor ‘in bruikleen’. ‘Een boek bezitten, dat mocht niet, maar met die zin wel.‘
Zakgeld
Hoe ben je franciscaan in de 21e eeuw? Er wonen zes broeders en een broeder-in-opleiding in het middeleeuwse pand. Ook na de gepensioneerde leeftijd zijn ze in touw. De een geeft lezingen, de ander werkt in de zorg. Franciscanen gaan immers de wereld in. De financiële baten worden gedeeld. Alle inkomens en aow-uitkeringen gaan in een grote pot. ‘Wij krijgen 150 euro zakgeld per maand‘, zegt Loek Bosch.
‘Franciscus trok erop uit, maar je kunt het ook omdraaien‘, zegt hij. ‘Wij nodigen hier mensen uit, waarmee ze uit een sociaal isolement komen. Zo word je zelf een ontheemde in eigen huis.‘ Ook tijdens feestdagen zijn er gasten. Bosch nam vroeger al een eenzame christen mee naar zijn ouderlijk huis, ‘een kneus, zoals mijn moeder dat noemde. Ik zou geen Kerstmis kunnen vieren terwijl er mensen alleen thuis zitten.‘
Pinpas
En toch, de tand des tijds heeft ook in Megen het radicale van Franciscus danig verdund. Johanna Schuts erkent het. ‘De zusters die hier aankwamen, hebben met het puin van een ruïne het klooster gebouwd. Tot de jaren vijftig van de vorige eeuw was het armoede. Geen verwarming, en weinig ruimte. Sindsdien zijn de aanmeldingen teruggelopen en hebben we een overvloed aan ruimte. Onze voetafdruk is groot door de stook- en onderhoudskosten, maar het pand is een beschermd Rijksmonument, dus daar kunnen we weinig aan doen. We zitten een beetje vast. Maar het wringt: eigenlijk wil je in een klein plekje tussen de mensen zitten.‘
Toen ze het klooster in ging – Franciscus was haar ‘jeugdidool’, haar vrienden dachten dat ze gek was geworden – stortte ze al haar vermogen aan een broeder die in Afrika aan armoedebestrijding deed. ‘De bankmedewerkster keek verbaasd. Ik weet nog hoe onwennig het was toen ik voor het eerst door de stad liep zonder pinpas. Wij hebben nog steeds geen individuele bankrekening. Als ik een onderbroek nodig heb, moet ik naar de penningmeester.‘
Het voelde als ‘een radicale breuk’. ‘Maar wat Jezus zei – als je vader en moeder en huizen en landerijen achterlaat, krijg je het honderdvoudige terug – dat geldt voor ons heel concreet: we krijgen er inderdaad een grote familie van broeders en zusters voor terug.. Franciscus en Clara wisten dat van tevoren niet. Wat zij deden, zonder bestaanszekerheid, was levensgevaarlijk. Maar het lukte wel.‘
Hoogleraar Speelman noemt het verhaal van Franciscus ‘een economisch wonder’. Hij en zijn volgelingen trokken rond, bekwaamden zich in handarbeid, preekten en bedelden in een uiterst geval om voedsel. ‘Dat was meteen succesvol: ze waren binnen de kortste keren beroemd en werden overal uitgenodigd aan tafel. Een graaf gaf Franciscus zijn eigen berg! Zo kon hij mediteren. Hij ontdekte een paradoxaal gegeven: alle bezit stroomt naar je toe zodra je het opgeeft.‘
Tegelijkertijd, zegt Speelman, zagen de franciscanen al vroeg ‘waarde in de meest nutteloze dingen’. Zoals een simpel glas water: dat is een rijkdom als je dorst hebt. ‘Het principe ‘dat er rijkdom zit verscholen in armoede, daar willen economen niet aan. Op de universiteit wordt armoede alleen maar als ellende afgeschilderd. Daar moeten we vanaf. Waarom moet armoede de wereld uit?’ Volgens hem heeft Franciscus aangetoond ook zonder bezit of geld te kunnen leven. En voor pelgrims gaat vaak de wereld open. Als die verhalen ook verdwijnen, zou dat waardeloos zijn.‘
Natuurlijk: doffe armoede, daar was Franciscus ook geen voorstander van, zegt men in Megen. ‘Jezus zei: geef je geld aan de armen. Dan worden de armen dus minder arm’, zegt broeder Nico Dister (83), die als missionaris in Papoea werkt en even op bezoek is. ‘Jezus wilde niet dat mensen elke dag de eindjes aan elkaar moeten knopen, de ene dag niet weten wat je de andere gaat eten. Jezus was van de middenstand.’
Adam
Op de eerste dag van mijn bezoek aan Megen zitten broeders, vrijwilligers en een netjes gesoigneerde Poolse man aan de koffie. Adam Czerwinski heeft een map op tafel gelegd. Soms in kalligrafisch schrift zitten er aanbevelingen in die hij ooit meekreeg van kerkelijke leiders. ‘Van zeven kardinalen, dertig bisschoppen, en honderd abten en gardianen‘, zegt Czerwinski trots als hij mijn kamer binnenloopt.
Hij trekt van klooster tot klooster en vraagt overal om een slaapplek. In Megen mag hij slechts één nacht blijven. Het gebrek aan gastvrijheid doet hem pijn, zegt hij. ‘Een drama. Dit is toch een parodie op het katholicisme?‘
Czerwinski is bij de franciscanen en clarissen van Megen een bekend gezicht. Ieder jaar komt hij opnieuw aanwaaien. Hij betaalt niet en wil ook niet werken. Een ‘profiteur’ en ‘vervelende man’, zeggen de bewoners van het klooster. Zelf ziet hij dat God ‘heel klein is hier in Megen’. Het hele jaar door leest men het evangelie, zegt hij, om er niets van te hebben opgestoken. Elders mag hij langer blijven en in de aanbevelingsbrieven staat dat mensen soms ‘een beetje God’ zien in de toevallige passant. Niet in Megen, fulmineert Adam. ‘Wie heeft er ooit een aanbevelingsbrief geschreven voor Megen? Maar ik heb ze overal vandaan, tot uit Italië!’
Het beeld van een volwassen kind dringt zich op. Ook bij de clarissen kreeg hij nul op het rekest. Johanna is hoorbaar geraakt als Adam ter sprake komt. ‘We hebben die man jarenlang ontvangen zonder ook maar iets terug te vragen. Nu kwam hij tijdens de retraite. Hij is ook tijdens de lockdown langs geweest, terwijl vierzusters kwetsbaar zijn en er een hartproblemen heeft. Moesten we hen offeren?‘
Franciscus van Assisi beschreef ooit een ‘broeder vlieg’ die alleen wil profiteren van de giften aan de broeders. ‘Adam is niet vragend, maar eisend. Ik moét hier blijven. ‘‘Na het eten ga ik weg’’, zegt hij dan. En daarna is het te warm. “Nog één nachtje dan?” Dat roept weerstand op‘, zegt Van Adrichem. ‘Maar ik vind het heel lastig.‘ Adam zegt dat hij geen geld heeft, maar ‘koopt daarna wel een ijsje’, zegt Bosch. ‘Ieder jaar hetzelfde. Mensen hebben het gevoel dat hij hier parasiteert. Maar het blijft moeilijk om nee te zeggen. Daar zijn we helemaal niet geschikt voor.‘
In de leefregel uit 1221 staat immers: ‘Wie er ook naar de broeders toe komt, vriend of tegenstander, dief of bandiet, iedereen moet vriendelijk ontvangen worden.’
Tragiek
Zo is het al eeuwenlang een uitdaging om in de geest van Franciscus te leven. Niemand die het volgen van Jezus zo puristisch en compromisloos vertaalde als hij. ‘Hij had ook nooit beoogd een broederschap te stichten‘, zegt Van Adrichem. ‘Het overkwam hem.‘ Eigenlijk vond Franciscus zichzelf geen goede leider. Bovendien zat het radicale ‘bij hem diep geworteld’, zegt Van Adrichem – dieper dan bij de rest.
Met het succes kwam ook het verval. ‘Het is de tragiek van de franciscanen‘, zegt Speelman.
Het is de tragiek van ons allemaal. Ook ik ben, na een radicaal experiment van 3 maanden, weer teruggevallen in het ‘normale’ leven. Je kunt met bijvoorbeeld vrijwilligerswerk voor zwakkeren op gezette tijden je eigen ‘ik’ kleiner maken en jezelf wegcijferen, een paar uurtjes of een halve dag, als een part-time Franciscaan. Zijn levensweg wordt dan homeopathisch verdund, dat wel, net zoals we allemaal op Jezus proberen lijken en er allemaal in falen Hem te weerspiegelen. Maar we proberen het wel. Misschien wordt de poging wel glimlachend bekeken.
Een versie van dit artikel verscheen eerder in het Nederlands Dagblad
Jannes woonde in een tent, maar dat mocht niet van de politie. Hij is journalist en schrijft voor o.a. Follow the Money. Zijn nieuwsgierigheid brengt hem soms in zeven sloten te gelijk.