Dansen terwijl je nog maar aan je eerste biertje zit

Theo en vriend Tariq aan de wandel in de Vogezen

Ik weet het nog als de dag van gisteren. Een dilemma. Over twee weken staat mijn verjaardag weer op de kalender. Tijd voor een feestje dus. Maar wie ga ik uitnodigen? Ga ik voor alleen familie, alleen vrienden of toch een ‘gemixte variant’? Zou dat wel lekker lopen eigenlijk? En welke vrienden dan? Voor het eerst in mijn leven gaan ook de exotische namen Reza, Samir en Abdallah door mijn hoofd. Ik had ze leren kennen op de vrijdagavonden als ik samen met een vriend ging ‘voetballen met de AMA’s’ (Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers).

Ik besloot voor de ‘gemixte variant’ te gaan. Een beetje spannend was het wel. De stoelen stonden in een nette kring klaar en de twee Hema-taarten lagen gesneden op het aanrecht. Eerst maar eens koffie en thee. Iedereen kletste wat en at z’n taartje netjes op. Hartstikke gezellig. Het ‘mixen’ kwam nog niet echt op gang, maar hier en daar durfde iemand tijdens het taartje-halen toch een onbekende aan te spreken. Na een tijdje kwamen de twee Iraniërs naar mij toe. Bescheiden maar duidelijk vroegen ze: ‘wanneer begint het feestje?’ Ik bleef even stil. ‘Is dit de dansmuziek of komt dat straks?’, direct gevolgd door: ‘En gaat je familie dan eerst dansen of mogen wij gelijk?’ Ik keek in de richting van mijn keurig reformatorische vader en moeder, die netjes naast elkaar zaten en oprecht geïnteresseerd vragen stelden aan Abdallah. Ik moest even glimlachen. Abdallah. Hij kwam uit Sudan. Iedereen wilde altijd bij hem in het team, hij was groot, keek altijd een beetje boos, en had de bijnaam ‘Zwarte Jaap Stam’. Het mixen ging al best aardig, dacht ik. ‘Het dansen doen we een andere keer’, zei ik tegen mijn Iraanse vrienden terwijl ik de muziek ietsje pietsje harder draaide. Er zijn grenzen.

Jaren later moet ik nog wel eens denken aan die verjaardag. Inmiddels werk ik al jaren met mensen overal vandaan. Ik hoor vaak dat ‘nieuwe-Nederlanders’ erg moeten wennen aan de Nederlandse feestjes. Maar, vroeg ik mij als fervent Jezus-fan af, hoe zou Jezus dat eigenlijk doen? Feestjes vieren. Op welke feestjes zou hij zich thuis voelen? En wie mag daar dan komen? Zou hij zelf ook de ‘gemixte variant’ aandurven?

Soms lees je vrij direct een antwoord in de Bijbel. Ik las Lucas 14:12-14:

‘Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft, vraag dan niet uw vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren, in de verwachting dat zij u op hun beurt zullen uitnodigen om iets terug te doen. 13 Wanneer u mensen ontvangt, nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit. 14 Dan zult u gelukkig zijn, zij kunnen voor u dan wel niets terugdoen, maar u zult ervoor beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.’

Uhm. Dat gaat nog even iets verder dan ‘toch maar die gekke oom uitnodigen voor de bruiloft’.. 

Jezus moedigt ons aan om de gastenlijst van onze feestjes eens flink te herzien. 

Nodig niet je vrienden, broers of rijke buren uit, zegt Jezus. Nee, als je mensen uitnodigt, kies dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit.

Op mijn verjaardag?

Op de gastenlijst van mijn bruiloft?

Op het bedrijfsuitje?

Als ik een weekendje weg ga?

Mee op vakantie?

Op de baby-shower van mijn zus?

Oops. Dat is wel erg ‘gemixt’. En ken ik dit soort mensen eigenlijk wel?

Armen – mensen met weinig te besteden. Mensen die noodgedwongen uitkijken naar de 20e elke maand, als de uitkering binnen komt. Die op vrijdagavond geen stapel pizza’s kunnen laten komen. Geen auto om op familiebezoek te gaan. Geen elektrische bakfiets. Geen luxe trip in de zomervakantie om naar uit te kijken. 

Kreupelen, verlamden en blinden – mensen die niet zo makkelijk meekomen als de meesten. Mensen die elke dag voelen dat ze 1-0 achter staan. Dat ze overgeleverd zijn aan de hulp van anderen. Overgeleverd aan een ‘systeem’, waarin ze een klantnummer zijn. Afhankelijk zijn van de grillen van toeslagensoftware op computers en nooit echt iemand aan de lijn krijgen die zegt: ‘ik snap jou, ik ga jou helpen, ik ga het voor je oplossen’. Mensen die de kleuren van het leven niet meer zien. Niet zelf bij machte om even ergens heen te gaan. Zittend, hopend op een gulle gift van een voorbijganger.

Nodig hen maar uit, zegt Jezus!

Mensen in de marge, laat ze delen in jouw zegeningen.
Leef maar hier op aarde, alsof je al in de hemel bent. Ont-bubbel maar eens even. In ieder geval op je feestjes. 

Natuurlijk is het een beetje eng. Die eerste keer dat je mensen uitnodigt van buiten je eigen bubbel. Mensen meeneemt die helemaal niet op je lijken. 

Maar wees eerlijk, heb je inmiddels niet een beetje genoeg van steeds dezelfde verhalen? Dezelfde grappen? Dezelfde vragen? Heb je eigenlijk niet stiekem zin in een zetje buiten je comfort zone? Het onbekende. Niet wetend met wie en of het gaat slagen en hoe het precies zal gaan.

God comforts the disturbed and disturbs the comfortable.

Sinds ik deze ‘vermaning’ van Jezus kreeg, levert het mij de meest wonderlijke cadeaus, vriendschappen en avonturen op. Maar och, wat vergeet ik die vreemde, bevrijdende ideeën van Jezus toch ook vaak. Dan val ik weer terug in de default modus. Tot ik ineens dat lege houten kruisje weer eens zie hangen naast onze voordeur. Dan sta ik plotseling even stil. Oja, ik hoor bij een ander koninkrijk. Met een special modus. Er is een andere weg. Een veel spannendere weg. Een ongebaande weg. Hier is water, voor ieder die dorst heeft. Kom, ook al heb je geen geld. Koop hier je voedsel en eet. Kom, koop voedsel zonder geld, koop wijn en melk zonder betaling. (Jesaja 55:1).

Zo duurde het jaren voor ik op het idee kwam om eens een vluchteling mee te nemen op de jaarlijkse wintertrektocht met vrienden in de Vogezen. Tentjes mee. Flessen water. Slaapmatje. Backpack op de rug, en lopen maar! 20km per dag. Ik had Tareq meegevraagd. Gevlucht uit Syrië. Kale kop, vreemd baardje en altijd in voor een goed gesprek. ‘Waar ben ik eigenlijk aan begonnen?’ dacht ik toen hij op dag één na 5 kilometer al een mooi plekje voor de nacht probeerde voor te stellen.. ‘Waar ben ik eigenlijk aan begonnen?’ dacht hij toen hij besefte dat hij, jaren na zijn vlucht, nu voor het eerst vrijwillig met 25 kilo bepakking bergop aan het zeulen was. Zuchtend, puffend en met steeds pijnlijkere blaren kwamen we op een mooie bergtop aan. We keken elkaar aan en snoven de frisse berglucht in. Een high-five en een oerkreet van trots. ’s Avonds bij het kampvuur kwamen de verhalen los. Voor het eerst in gesprek met een feminist. Voor het eerst in de sneeuw, in je blootje zwemmen in een steenkoud bergmeer (het was al donker). Voor het eerst weer op vakantie met vrienden. Voor het eerst uren lopen met een rugtas zonder ontploffingen op de achtergrond. ‘Theo, ik ben een beetje genezen’ zei hij op de terugweg. Doodmoe maar vol energie hoorden we Johnny Cash door de gare boxen van mijn rammelende Suzuki Swift zingen: 

I am a poor wayfaring stranger
Traveling through this world alone
There is no sickness, toil nor danger
In that fair land to which I go

Eén van de 12 vrienden van Jezus, Mattheüs, had een wat snellere leercurve dan ik. Ik had jaren nodig. Maar hij leerde al direct zijn eigen bubbel door te prikken (al had hij natuurlijk wel de mazzel om hele dagen met Jezus rond te mogen hangen). Je kent Mattheus wellicht als de corrupte belastinginner die zich bekeert. Jezus roept hem uit de boom en komt naar zijn huis. Uit vreugde om wat hem is overkomen, geeft hij een feestmaaltijd. Maar let op: wie nodigt hij uit? Jezus, zijn discipelen EN ‘een groot aantal tollenaars en zondaars’, staat er dan. Dezelfde dag nog dat hij Jezus leert kennen, kiest hij al voor de ‘gemixte variant’. Mensen van zijn oude werk, en kersverse vrienden op wie hij wil gaan lijken. Het gebrokene, slechte en het heilige, inspirerende mag allemaal tegelijk meedelen in zijn vreugde!

Dat is nou een Jezusfeestje.

Nee, niet een apart feestje voor ‘zielige mensen’, maar gewoon iedereen tegelijk. Je voetbal-vrienden EN de ‘broeders van de kerkenraad’. Je buren waar de kinderen altijd zo fijn gaan spelen EN de norse bovenbuurman die zaterdag nog uit zijn raam brulde dat ‘het hier geen camping is, en dat gillende rotjoch beter terug in z’n moeder kan kruipen’.

Niet de mensen waar jij alleen maar goede sier mee maakt. Waar je baas van denkt: ‘wauw… die heeft succesvolle vrienden, misschien moet ik hem toch maar promotie geven’. Nee, mensen die uit de boot dreigen te vallen. Of al een paar keer overboord gegooid zijn. Die waarschijnlijk niet zo goed overweg kunnen met jouw manier van (vakantie)vieren, maar wel een cadeau voor je meenemen wat je tot tranen toe raakt. In plaats van de zoveelste fles whisky, ‘oh wauw, een single malt van 20 jaar oud’, een gek gedichtje op een kapot tegeltje. ‘Van m’n ma gekregen toen ze doodging, maar ik moet steeds denken aan jou als ik hem zie.’ 

Iemand die nog nooit gehoord heeft van het beroep ‘hypotheekadviseur’, maar die jou het allerbeste hypotheekadvies ooit geeft: ‘De stress staat in je ogen, laat dat nieuwbouwhuis lekker schieten ouwe, over een paar jaar wil je weer iets groters, je raakt nooit tevreden, ik zweer het je’.

Aan het eind van het feest blijft hij ongemakkelijk lang plakken, maar met zijn aanwezigheid gaan de teugels los.. Nu lach je wel keihard mee om de ongepaste grappen. En je gilt van plezier als je veel te intelligente collega keihard door hem ingemaakt wordt met een potje kaarten.

Categorieën beginnen te schuiven. Bubbels spatten kapot. Er ontstaat iets nieuws. Iets heel nieuws. Er schieten zinnen van vroeger door je hoofd: ‘Zalig zijn de armen van geest… Zalig zijn zij die treuren…’ De achtergrondmuziek lijkt op de voorgrond tot leven te komen. Je staat te dansen, terwijl je nog maar aan je eerste biertje zit. Je voelt je vrij. Vrij van status. Vrij van bezit. Vrij van waar je zelf allemaal druk mee was. Wat is dit toch? 

Het is feest.

Echt feest.

Wie is er nu eigenlijk arm, kreupel, verlamd of blind? 

Heb ik hén niet veel harder nodig dan zij mij? 

Is er wel een ‘wij’ en een ‘zij’? ‘Dragers’ en ‘vragers’? 

Jezus preekte trouwens niet alleen óver feesten. Hij dééd het ook. Weet je welke roddels er in die tijd over Jezus de ronde deden? Lees maar na in Mattheus 11:

“Kijk toch eens, wat een vreetzak, wat een dronkaard, die vriend van tollenaars en zondaars.”

Feest maar, zegt Jezus. 

Maar: feest samen.

Dan zult u gelukkig zijn’

Theo Vreugdenhil is pastor van een interculturele buurtkerk in Nieuwegein. Pionier, dominee of priester mag ook. Daarnaast is hij ondernemer in de installatie van zonnepanelen en heeft hij een sociale coöperatie opgezet, waar hij bedrijfjes start met vluchtelingen.