Zelfs in de groene, Belgische wouden waar ik vakantie vier, blijken zotten te wonen die Christus willen volgen. Ik heb de vakantie weer ingeruild voor het hectische stadsleven, maar ze laten me niet meer los.

Als je op vakantie met je blote voeten in een kabbelend beekje stapt, dan voel je de dagelijkse beslommeringen wegstromen. Het ruisende watervalletje overstemt alle taken, emails, de grijze straten met auto’s en stoplichten. De sleur van school en zwemles, de muren en flats om me heen, de regenpakken en de herrie van de buren – alles weg. Dat is heerlijk en ook gezond. Maar als ik eerlijk ben dan glijdt in de warme zomerzon zelfs het motto van deze Karavaan, dat ik zelf zo belangrijk vind, Christus volgen in tijden van crisis, ook een beetje weg.
Nu is het helemaal niet erg om de strijd soms achter je te laten. Het is heel ontspannend als je diepste levensvragen even bestaan uit de vraag of de koffie al klaar is en wie het kampvuur vandaag gaat aanmaken. Maar ik probeer wel bewust om een brug te bouwen tussen vakantie en het echte leven, tussen het uitrusten in de mooie natuur en het werken in de grote stad. Ik wil integraal leven, ook op vakantie. Ook hier wil ik ontdekken wat God in de mensenwereld aan het doen is, omdat ik denk dat mijn echte rust ten diepste daar van afhankelijk is.
Deze zomer zaten we in een huisje in de Ardennen waar we al heel lang komen. Heerlijke stilte. Geen internet, kerktaken, woongemeenschap, vluchtelingen, mensen, kortom: geen gezeik. Maar er zijn ook dorpjes hier, er zijn oude mannetjes en vrouwtjes die om elf uur al met een treurige blik aan het zware bier zitten, er zijn verliefdheden en ruzies, er is economie en leegstand en er zijn jagers en bioboeren, er worden baby’s geboren en er gaan mensen dood. En ook hier moet christelijk leven zijn, moeten zotte mensen te vinden zijn die Christus willen volgen in tijden van crisis.
Vorig jaar hadden we daar al iets van gevonden. We ontdekten we tot onze verbazing dat het grote leegstaande klooster in het dorp helemaal niet leeg staat. Integendeel. Ik belde aan, uit nieuwsgierigheid, en er deed warempel iemand open, en nog warempeler, er bleek een heuse christelijke woongemeenschap te leven, al jaren! Madonna House, heet het, een internationale katholieke gemeenschap die ooit is begonnen in Canada maar nu in verschillende landen zit. Er wonen zes mensen vast, vijf vrouwen en een man, plus altijd gasten die hier komen voor rust en gebed. Het is echt een soort nieuwe kloosterorde. Katholieken doen dit altijd wat radicaler dan protestanten, dus van nieuwe leden wordt echt gevraagd – na een lange proefperiode – om de oude geloften af te leggen. Dat betekent dus: armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Ze worden dus lid voor het leven, zonder eigen gezin, zonder eigen bezit. Ze leven vaste ritmes van gebed en werk, ze runnen een voedselbank voor de arme mensen in de streek en ze begeleiden mensen op retraite. En dat alles in ons eigen, oude dorpje waarvan wij dachten dat er geen kerkelijk leven meer te vinden was! Het is een warme plek, waar we nu al verschillende keren op de koffie zijn geweest.
Dit blijkt dus niet uniek te zijn. Twee weken geleden vroegen ze ons: ‘Ben je nog niet bij Tiberiade geweest? Dat is maar één dorpje verderop! Je kunt gewoon naar de eucharistieviering.’ Een beetje verlegen reden we daar naartoe, wat zouden we daar aantreffen? Komen we daar terecht in een groepje in het Frans mompelende mannetjes in habijt?
We kwamen aan in een dal, net buiten het dorpje Lavaux-Ste-Anne, dat wordt omringd door groene bossen. Je kunt het perceel precies zien liggen vanaf de snelweg tussen Namen en Luxemburg. Tussen weilanden en bomenrijen staan een paar gebouwtjes, een houtschuur, een kapel en een zelfgebouwde houten klokkentoren die luidde voor de mis. We liepen richting een veld, tussen de bomen, waar in een enorme tent met festivalbankjes net een viering was begonnen. Misschien wel zeventig, tachtig mensen stonden hier te zingen op een mooie melodie die het midden hield tussen Taizé, Opwekking en middeleeuws gezang. Een zuster in habijt zat met blote, modderige voeten op een harp te spelen, een andere zuster, heel jong nog, speelde op een oosters aandoend instrument dat wel wat weg had van een citer. Een paar broeders, eentje grijs, de rest jong, leidden de mis, maar deden dat helemaal niet zo stijf en serieus, af en toe maakte iemand een grapje of klapte er iemand in zijn handen bij een lied. Een echte katholieke mis, maar dan net anders. Het straalde een enorme blijdschap uit, vriendschap. Naast de dertig mensen in habijt, duidelijk de leden van de gemeenschap, waren er wel veertig of vijftig andere bezoekers, inclusief veel kleine kinderen die tussen de bankjes doorkropen. Dit waren gewoon Belgen uit de buurt. Achterin zat een boer, op vieze wandelschoenen, met een hond op schoot. Naast ons zat een net mevrouwtje die uit een naburig dorp kwam en hier een paar keer per week kwam bidden en vieren, vertelde ze, al dertien jaar lang. Dit was haar kerk, dit was haar familie.



Na de viering mochten we blijven eten, op lange, houten tafels die buiten gedekt waren. We kregen lokaal, zelf geteeld eten, met kip uit eigen tuin. Heel erg eenvoudig en toch heel erg lekker. We keken onze ogen uit: overal zagen we prachtig houtwerk in het huis waar de broeders wonen, in de gastenverblijven en in de kapel. Alles was gebouwd met aandacht en met oog voor schoonheid en architectuur.
Een Vlaamse broeder en een Vlaamse zuster namen wat tijd om ons en onze kinderen uit te leggen wat dit allemaal was. De naam van de groep is Tiberiade, zo’n veertig jaar geleden gesticht hier door broeder Marc. Hij had zich gevestigd op dit stukje land omdat hij de roeping voelde om te bidden en de kerk te dienen, in de voetsporen van Franciscus van Assissi. Hij had daarvoor officieel toestemming gekregen van de bisschop. Eén probleem: hij was alleen. Maar hij bleef trouw aan zijn roeping.
Toen hij op een dag een dak van een huis aan het timmeren was, liep er een timmerman langs die vroeg of hij mocht meedoen. Toen waren ze met z’n tweeën. Een tijd later kwam er een jongen van 12 die ook wilde meedoen. Broeder Marc zei: kom over acht jaar maar terug. En dat deed hij. Toen waren ze met z’n drieën. Intussen, veertig jaar later, zijn er meer dan twintig broeders en meer dan tien zusters (die tegenwoordig hun basis hebben in een dorpje verderop). De meesten zijn Belg, maar er zitten ook een paar Congolezen bij. Stuk voor stuk mannen en vrouwen die de gelofte van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid hebben gedaan. En veel jonge mensen!
Hun speciale aandacht gaat uit naar jongeren en jongvolwassenen. Ze organiseren tienerkampen, familieweken en organiseren gebedsgroepen in Belgische studentensteden. En veel mensen komen hier voor gebed en retraite, uit alle hoeken en gaten van de samenleving. Na het eten kreeg ik meteen een spons in mijn handen en mocht ik helpen afwassen, naast een man die vertelde dat hij boeddhist was en net alles had verkocht wat hij had. Hij gaat wonen in een grot op een berg op de Canarische eilanden, en gebruikte deze plek voor een soort eigen stilteretraite, maar hij was aangenaam verrast door de sfeer hier. Ook hij was welkom om hier aanwezig te zijn en deel te nemen, een paar dagen.
Ik weet nog heel weinig over deze gemeenschap. We moeten er zeker nog een keer langs. Maar we nemen nu al iets belangrijks mee, dat niet verdwijnt nu we weer achter onze schermen zitten en op de fiets door de stad racen op weg naar school en zwemles. De gedachte aan deze broers en zussen in de Ardennen, op nog geen twee uur rijden van de grens, laat ons niet meer los. Iets van hun vreugde, hun eten, hun ambachtswerk, hun vriendschep en hun radicaliteit heeft ons inspiratie en hoop gegeven. God is aan het werk in de stad, maar ook in de dorpen tussen de velden en de bossen in de Ardennen. God is aan het werk in protestantse bijbelstudies in Nederland, maar ook bij katholieke mannen en vrouwen in België die hun hele leven aan hem wijden. Overal roept Hij mensen op tot zeer vergaande keuzes. Ik kan me daar echt aan optrekken. Ik hoef niet zo te zijn zoals zij, maar ik wil me er wel door laten inspireren. Iets van hun radicaliteit, hun volledige toewijding aan God en aan het dagelijkse werk samen, dat is aanstekelijk. Wat ik er precies mee moet, weet ik nog niet. Maar het laat me niet meer los.
Frank Mulder is schrijver en publiceert onder andere in weekblad De Groene Amsterdammer. Hij woont in een woongemeenschap in de Utrechtse wijk Overvecht met zijn gezin, samen met mensen uit alle hoeken en gaten van de wereld.