Dus, vrienden, doe elke dag iets
dat niet uit kan. Heb de Heer lief.
Houd van de wereld. Werk voor niets.
Neem alles wat je hebt en wees arm.
—Wendell Berry, “Manifest: The Mad Farmer Liberation Front”

Terwijl ik drie eieren boven de bakplaat breek en hun schalen bij de compost gooi, zie ik vanuit een ooghoek Kevin en zijn vriend langs de rij wachtende mensen lopen, het betaal-wat-je-kan-bord passeren en hun bestelling plaatsen.
“Ze hebben de beste koffie,” zegt Kevin tegen zijn vriend, en draait zich dan om naar mij. “Ik zeg tegen iedereen dat jullie de beste koffie van de stad hebben. Dus zo’n kop verse koffie alsjeblieft, en een wafel met slagroom en fruit, en eieren met kaas, en zo’n broodje, en…”
Een pirouetje draaiend door de keuken onderbreek ik hem met een: ‘Goedemorgen, Kevin. Ik ben zo bij je.’
Ik richt me weer op mijn taken: een roerbakgerecht voor het ontbijt klaarmaken, de eieren omdraaien, de koffie malen, de wafelmaker aan zetten, roomkaas en tomatengelei op een zelfgemaakte bagel met knoflook en rozemarijn smeren voor Emily, een stamgast aan de bar en dan Meredith vragen om nog een paar kaneelbroodjes en een appeltaart te maken. Ondanks mijn pogingen om mijn emoties onder controle te houden, gaat onder mijn nette schort mijn hart als een bezetene tekeer.
Kevin, die de meeste dagen dat we open zijn, langskomt in het café, begroet me altijd met een relaxte grijns en een opgewekt kletspraatje als hij naar binnen slentert nadat hij zijn hond, Molly, buiten heeft vastgebonden, waar ze geduldig op hem wacht. Ik vind het leuk om hem te zien en kan meestal de frustratie inslikken die opborrelt wanneer hij achteloos lijsten aan bestellingen doet, inclusief wafels en eieren voor Molly, verschillende gerechten-to-go en zinnen als “en doe er ook nog even wat van dat bij.”
Meestal voel ik me op mysterieuze wijze tot leven komen door al het “dwaze” werk achter dit betaal-wat-je-kan-ontbijtcafé in de buurt – door iets te doen dat, in de woorden van Wendell Berry, “niet uit kan” volgens de economie van de wereld. En zelfs bij de minder inspirerende momenten – zoals wanneer het bakregime dat om 03.30 uur begint het slaaptekort nog beroerder maakt dan het al is (jonge kinderen) – is het werk nog steeds diep van binnen een soort grond onder mijn bestaan. Maar vanmorgen voel ik me kwetsbaar. Het café wordt de laatste tijd wat minder bezocht, we verliezen geld en ik ben uitgeput. Ik herinner mezelf eraan dat ik hier zelf voor heb gekozen, maar terwijl mijn hart in mijn keel bonst, vrees ik dat het “doe maar zelfde als altijd” van Kevin en zijn vriend meer zal zijn dan ik kan bieden.
Ik draai me naar hen toe, pen en papier in de hand, mompel ‘goedemorgen’ en begin hun bestellingen op te nemen. Naast veel betalende klanten is er een handjevol stamgasten die weinig of niets betalen voor hun ontbijt, meestal redelijke bestellingen van één gerechtje met een kopje koffie. Dit is precies wat mijn vrouw Erin en ik in gedachten hadden toen we voor het eerst Moriah Pie openden, het betaal-wat-je-kan pizzarestaurant dat we acht jaar lang runden voordat we de formule veranderden in dit ontbijtcafé. We wilden het voedsel dat we hier verbouwden in onze stadswijk delen met de mensen die hier wonen, of ze het zich nu konden veroorloven of niet. We wilden vertrouwen op Gods voorziening en de tafel openstellen voor iedereen die een zitplaats wilde. Maar als Kevin en zijn vriend genoeg eten bestellen om zes mensen te eten te geven, krijg ik kortsluiting. Terwijl ik mijn pen op de bar leg, kan ik niet anders dan iets zeggen.
“Hé jongens, ik ga jullie er nog eens uitleggen hoe dit werkt.”
Kevin onderbreekt: “Ik snap het, ik snap het, je weet dat ik altijd voor je zorg.”



Ik probeer niet te checken wat mensen betalen, maar nadat ik hem eerder had aangemoedigd om iets te betalen, heeft hij me af en toe een envelop met centen overhandigd, het wisselgeld dat hij niet langer in zijn zak wilde hebben. Ik voel me niet “verzorgd” door Kevin.
Terwijl ik een ei omhooghoud, mijn hand trillend, zeg ik: ‘Kevin, dit ei hier kost me 38 cent. Die koffie waar je van houdt, kost me 11 dollar per pond. Je vriend Jared hier gaat over een paar minuten de afwas doen en ik betaal hem 11 dollar per uur. Dat geld moet ergens vandaan komen. Ik vertrouw op jou en alle mensen hier om hem te betalen, de huur over te maken, de boodschappen te doen en voor mijn gezin te zorgen. Als jullie geld hebben voor wiet of bier, moeten jullie ook wat voor ons over hebben. Ik werk hier me hier het snot voor de ogen en heb niet het gevoel dat je mij of mijn familie recht doet.
Mijn hele lichaam trilt van de adrenaline. Nu ik zo echt ben geweest als ik maar zijn kan, keer ik terug naar de bakplaat. Later, rustiger nu, loop ik naar Kevins tafel met de gerechten-to-go en herhaal dat ik zijn aanwezigheid in het café op prijs stel. Hij vertelt me dat hij die middag een paar uurtjes bij een uitzendbaantje gaat werken en me volgende week echt zal betalen. Er is een eerlijkheid tussen ons die ik lange tijd niet gevoeld heb.
We zijn drie weken verder en ik heb Kevin niet meer gezien. Ik weet zeker dat ik het eloquenter en met meer medeleven had kunnen zeggen. Had ik gewoon een prijs genoemd, dan had de hele situatie voorkomen kunnen worden. Als ik mezelf in had gehouden, was er niks gebeurd. Maar mijn hart zou hard zijn geworden hij zou deze “gratis” maaltijd als vanzelfsprekend zijn blijven beschouwen. We zouden elkaar gereduceerd hebben tot ruilmiddelen – iets plats, in plaats van mensen die het gezicht van God weerspiegelen.
Dus hoe rommelig het ook voelde, ik ben blij dat ik mijn kalmte verloor. Bij alles wat we ondernemen zijn we, vaak onbewust, geconditioneerd om de wereld om ons heen als handelswaar te zien. Als gevolg hiervan zijn onze zintuigen afgestompt voor de gaven van de schepping, elkaar en Gods dynamische voorziening. Als we de wereld opnieuw als geschenk willen leren zien, moeten we ons door deze verleiding heen worstelen door echte en vaak rommelige relaties aan te gaan. Terwijl ik dit werk al tien jaar doe ben ik nog steeds aan het leren hoe je dat doet.
Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Plough en vertaald voor Karavaan der Zotten. De auteur heeft met zijn vrouw een boek geschreven over hun avonturen met lokale gastvrijheid: The Moriah Pie Cookbook